In de schaduw van Drie Kronen – door Thomas Lindblad

Ik stond vaak op de noordelijke brug vanaf de Oude Stad en keek dan naar het massieve kasteel Tre Kronor dat het gezicht van het zeventiende-eeuwse Stockholm bepaalde. Ontstaan als een middeleeuwse burcht, was het steeds verder uitgebreid. Drie langgerekte vleugels met eindeloze rijen ramen in de grijswitte stenen muren, boven alles de ronde kerntoren met zwart puntdak, maakte van het kasteel een immens bouwwerk. Tre Kronor was méér dan de residentie van de koninklijke familie en een bonte verzameling staatsievertrekken. De bijgebouwen aan de binnenplaatsen herbergden ook diverse departementen van de regering, zelfs het uitgebreide rijksarchief.

De laatste bewoner van Tre Kronor was koning Karel XI. Ik kende hem niet persoonlijk, maar ik maakte hem een paar keer mee en voelde me aan hem verbonden. We waren op dezelfde dag geboren; zoiets schept een band. Ik herinner me de vooravond van de Slag bij Lund op 4 december 1676 nog goed. Hij zat op een wit paard, een vrij kleine, tengere jongen van eenentwintig. Hij reed heen en weer voor de troepen zonder iets te zeggen of enig bevel te geven. Hij keek alleen heel ernstig. Koning sinds zijn vierde, meerderjarige machthebber bij zeventien – hij was slecht voorbereid op zijn hoge functie. Zijn opleiding was zwaar verwaarloosd; vrienden lieten me later brieven van hem zien die bol stonden van elementaire spelfouten. Bovendien was hij extreem verlegen. Hij zei niets in vergaderingen en klapte helemaal dicht als er vrouwen aanwezig waren. Het liefst speelde hij met de soldaten in de kazerne. Hij was zelfs oorlog aan het spelen toen hem het bericht bereikte dat een Deens leger aan land was gekomen met het duidelijke doel deze provincie te heroveren.

De Slag bij Lund werd het bloedigste treffen ooit tussen Zweden en Denemarken. Deense lijken en stervende soldaten stapelden zich op langs de wegen naar de stad, waar de plaatselijke bisschop gereed stond met een betere maaltijd voor de winnaar. Men zei dat de helft van de Deense soldaten gesneuveld was, een schrikbarend hoog aantal. De overwinning werd toegeschreven aan de jeugdige overmoed van de onervaren koning. Zijn aanvalsstrategie was een gok, maar ze werkte. Lund werd het keerpunt van zijn leven. Sindsdien kon hij niet meer stuk bij de Zweden. Hij herdacht de dag van de slag elk jaar, niet met parades en feesten, maar met gebed en kerkdienst.

Enkele jaren later zag ik hem weer aan het hof. Hij was volwassen en verhard. Zijn meest markante karaktereigenschap was aan het licht getreden, namelijk zijn buitengewone wilskracht. Door slimme manoeuvres had hij de volksvertegenwoordiging zover gekregen dat ze hem onbegrensde macht had gegeven. Hij was alleenheerser geworden, hoefde niemands advies in te winnen en was alleen verantwoording aan de Heer schuldig – die verantwoording onttrok zich om natuurlijke redenen aan de waarneming. Hij brak de ongebreidelde macht van de hoge adel af door deze stand op haar meest kwetsbare punt te raken, namelijk het bezit van landgoederen; te kwistig weggeven goederen werden teruggevorderd. In plaats van zichzelf verrijkende edelen ontstond een nieuwe klasse van bureaucraten. Tre Kronor werd zoals een bijenkorf, vol nijverige ambtenaren. Als eerste ging, in aller vroegte, de koning zelf aan het werk.

Hij was geen indrukwekkende verschijning, meestal gekleed in een blauw jasje van de Zweedse lijfgarde, een broek van elandhuid en enorme ruiterlaarzen. Sinds een val van zijn paard, waarbij hij een been had gebroken, liep hij mank. Zijn donkere haar werd vroeg grijs en hij schakelde over op een weelderige pruik met krullen die potsierlijk stond bij zijn tengere figuur en simpele kleding. Critici verweten hem gebrek aan verfijning en, belangrijker nog, een boekhoudermentaliteit en een gebrek aan visie. Ten onrechte, vind ik. Het is waar dat hij zich in het absurde met administratieve details bemoeide, maar visie hád hij, ook al bracht hij deze niet onder woorden. Hij wilde dat Zweden een rechtvaardiger en efficiënter staatsapparaat zou krijgen. Juist hij, die zijn roem aan het slagveld dankte, wilde Zweden langdurige vrede schenken. In beide opzichten is hij geslaagd.

Er was nog een reden waardoor ik me met hem verbonden voelde. Hij was heel gesloten, net zoals vele Zweden, waaronder ikzelf. Niemand had toegang tot zijn diepste gedachten, niemand kon hem beïnvloeden. Slechts bij wijze van hoge uitzondering toonde hij zijn gevoelens. Naar verluidt viel hij flauw op het sterfbed van zijn milde echtgenote, niet alleen om haar heengaan, maar mogelijk ook omdat hij niet meer de kans zou krijgen om de jaren goed te maken, waarin hij haar koel en afstandelijk had bejegend. Dat is mijn theorie, maar misschien word ik sentimenteel. Hij was hecht met zijn oude moeder, de koningin-weduwe, maar ook zij oefende geen invloed op hem uit. Het liefst trok hij naar de vrije natuur, ver van het hofleven en de bureaucratie. Zijn passie was jagen op beren en wolven in de bosrijke omgeving van zijn buitenverblijf in het dorpje Kungsör aan de noordelijke oever van het Mälarmeer. Met vaderlijke trots vertelde hij hoeveel beesten de jonge kroonprins Karel geveld had.

In de late jaren negentig bereikte Karel XI groot internationaal aanzien. Van beide strijdende kanten in de Negenjarige Oorlog, die duurde van 1688 tot 1697, kwamen verzoeken om bemiddeling, waarbij Stockholm de plaats van het vredescongres zou moeten worden. Door omstandigheden is dat niet zo gegaan; het werd Rijswijk in plaats van Stockholm. Dat betreurde ik. Ik had het geweldig gevonden als Zweden zich als vreedzame grootmacht in Europa gemanifesteerd zou hebben in plaats van een land dat alsmaar oorlog voert.

Rond die tijd volgden jaren van misoogst elkaar op. Overal stierven mensen van de honger. Men bakte brood van brandnetels, boomschors en hazelnoten. Tijdens een lange reis vanuit het noorden van Zweden, zag ik allerlei uitgehongerde mensen langs de wegen staan. Ook in de hoofdstad was de nood erg hoog. Hulp werd geboden vanuit de graanvoorraad van Tre Kronor, maar het was verre van genoeg. Te midden van de misère lag de koning ernstig ziek op bed. Zelfs een laatste berenjacht bij Kungsör had niet mogen baten.

Op de binnenplaats van het kasteel liep ik de medicus Urban Hjärne tegen het lijf, een man van onaanzienlijk uiterlijk, maar met brandende ogen die je niet gauw vergat. Hij was de bekendste arts van het land en bovendien een verstandige man. Als enige had hij in het verleden bij processen tegen heksen onomwonden gezegd dat het volslagen onzin was om vrouwen ter dood te veroordelen op grond van mistige verhaaltjes van misleide kinderen. Ik sprak hem aan.
‘Is er hoop?’
‘Nee, helaas niet. De koning heeft bijna onvoorstelbare pijn, die hij heel flink doorstaat.’ Urban Hjärne keek me ernstig aan. ‘Hij heeft me gevraagd zijn lichaam na zijn dood te openen en ik vrees het ergste van wat ik te zien zal krijgen. Waarschijnlijk een buik gevuld met gezwellen in volle bloei.’
De nacht daarop, 5 april 1697, hoorde ik vanuit mijn herberg de klokken van alle kerken in Stockholm beieren. Karel XI werd 41 jaar. Ik was diep geëmotioneerd en heb dagen in eenzaamheid doorgebracht.

Een maand later, begin mei, was het weer raak. De twee brandwachten op de vliering boven de rijkszaal in Tre Kronor waren even van hun plaats. Toen ze terugkwamen, werden ze door vuur en rook verwelkomd. Met grote snelheid verspreidde het vuur zich in het droge hout onder de koperen daken. Een menigte verzamelde zich voor het brandende kasteel; ik stond zoals gebruikelijk op de brug naar de noordelijke oever. Zoals in een flits zag ik enkele officieren de lijkbaar van de koning naar de dichtbij gelegen kerk op Riddarholmen overbrengen. Misschien ben ik bijgelovig, maar ik zag een diepere betekenis in het bijna gelijktijdige overlijden van een bijzondere koning en het teloorgaan van het symbool van zijn macht.

De kerntoren, veertig meter hoog, klom lange tijd nog boven de vlammenzee en rookwolken uit. Ten slotte denderden de acht kanonnen en de kerkklok van bovenin de toren naar beneden. De klok kwam, hoorde ik later, op de wijnkelder terecht. Nu stortte ook de toren in, inclusief de spits met de drie kronen, het aloude wapen van Zweden. Bijna het volledige kasteel werd in as gelegd. In de schaduw van Tre Kronor moest iets nieuws verrijzen. Maar, vraag ik me nu af, zou dat recht kunnen doen aan de nalatenschap van de opmerkelijke laatste bewoner van het oude kasteel?

 
Volg Historische Verhalen op FacebookTwitter en Instagramof schrijf je in voor de nieuwsbrief.