Gilberts oor – door Hay van den Munckhof

Veerle leert haar nichtje Mechteld de eerste letters. Met een stokje schrijft ze eerst een M en dan een V in het zand. Ze doet dat heel nauwkeurig, zoals ze het ook zichzelf met eindeloos geduld heeft geleerd, soms met de hulp van Lieve, haar beste vriendin, die wél naar de Gentse stadsschool gaat. Intussen is ze zo ver dat Lieve haar nog maar weinig kan leren.
‘Veerle, kun je even naar de brouwer gaan? Het bier is op.’
Met tegenzin komt Veerle overeind. ‘Natuurlijk, moeder,’ antwoordt ze en klopt het stof zorgvuldig van haar kleren. Niemand hoeft te zien dat ze op straat gezeten heeft.
Haar nichtje kijkt beteuterd. Veerle glimlacht naar haar. ‘Geen nood. Morgen gaan we gewoon verder, Mechteld.’

De weg naar de brouwerij leidt door een wirwar van straatjes. Via de oever van de Leie bereikt Veerle eerst de Vismarkt. Daar ligt ook het Groot Vleeshuis, waar de Gentse vleeshouwers hun waar te koop aanbieden. Bij de rand van de markt aangekomen maakt Veerles hart een sprongetje. Daar staat Gilbert, de weverszoon. Bij een drukbezochte kraam blijft ze staan, zodat ze tussen de marktbezoekers door onopvallend naar Gilbert kan kijken. Eventjes denkt ze dat hij haar gezien heeft. Dan dwalen zijn ogen toch weer een andere kant op.
Veerle schudt haar hoofd en zucht. Gilbert zal wel altijd onbereikbaar voor haar blijven. Hij is nu eenmaal de zoon van een deftige meesterwever, terwijl haar vader het niet verder schopte dan looiersgezel. Maar toch, elke keer als ze Gilbert ziet, denkt ze wel degelijk dat hij haar blik heeft opgemerkt. Soms glimlacht hij zelfs naar haar. Dan wordt ze helemaal warm van binnen, maar tegelijk zo verlegen dat ze snel haar hoofd weer afwendt. Misschien heeft Gilberts aandacht voor haar wel niets te betekenen en reageert hij op ieder meisje zo. Maar een klein stemmetje ergens binnenin haar wil daar niets van weten. Moeder durft ze niet te vertellen wat ze voor Gilbert voelt. Die zou haar uitlachen en zeggen dat ze zich niet van die gekke dingen in haar hoofd moet halen.

Plots klinken ergens midden op de Vismarkt woedende kreten. ‘Houd de dief!’ en ‘Pak hem!’
Het rumoer komt snel dichterbij. Een man komt tussen de kramen door aanrennen, een ham onder zijn arm geklemd. Even kijkt hij verwilderd om zich heen. Dan verandert hij van richting en knalt tegen Gilbert aan, die op de grond belandt. Als een razende rent de man er vandoor. Binnen een paar tellen is hij uit het zicht verdwenen.
Als versteend kijkt Veerle naar Gilbert, die verdwaasd om zich heen kijkt. Naast hem ligt de ham. Opnieuw klinkt een woeste kreet. Een reusachtige man met een bebloed schort doemt op. ‘Hier ga je voor boeten,’ schreeuwt de vleeshouwer. Hij sleurt Gilbert overeind en haalt uit. Gilbert gilt het uit. Bloed stroomt uit zijn neus en vormt rode vlekken op zijn linnen kiel.

Binnen de kortste keren zijn ze omringd door nieuwsgierige marktbezoekers. ‘Rijg hem aan je mes,’ roept iemand, ‘dan besparen we de scherprechter die moeite.’
Dit moet wel een boze droom zijn. Veerle knijpt in haar arm. Nee, ze droomt niet… Nu ziet ze wie die vreselijke dingen riep. Het is Basiel, de zoon van de vleeshouwer. Hij is slechts één jaar ouder dan zij, maar net zo groot en sterk als zijn vader en nog driftiger van aard. Wat bezielt hem om Gilbert te beschuldigen, terwijl het zonneklaar is dat die onschuldig is?
‘Wat is hier aan de hand?’ Het is de schout. Twee rakkers staan achter hem.
‘Iemand ging er met een van mijn beste hammen vandoor,’ antwoordt de vleeshouwer. ‘Zelf zag ik niet wie het was, maar mijn zoon wel. Daardoor hebben we de dief te pakken gekregen.’
Veerle haalt diep adem en rent dan naar het groepje mannen. ‘Nee!’ roept ze, ‘ik zag de echte dief. Die liep Gilbert omver en liet daarbij de ham vallen.’
‘Aha,’ roept de vleeshouwer, ‘jij stond als zijn liefje zeker voor hem op de uitkijk?’
Liefje? Waar slaat dat op? Plotseling ziet Veerle hoe Basiel naar haar kijkt. Ze rilt en niet voor het eerst. Vorige week, toen ze palingen moest kopen, grijnsde Basiel haar ook al zo aan.
‘Zag iemand hetzelfde als zij?’ vraagt de schout.
‘Nou,’ zegt hij, als niemand reageert, ‘dan is dit een duidelijke zaak.’ De rest laat hij over aan zijn rakkers, die Gilbert hardhandig afvoeren.

De volgende dag horen ze meer. Gilbert is opgesloten in het Chastelet bij de Korenmarkt. Toevallig vergaderen de schepenen diezelfde middag in het Belfort. Dan zullen ze ook Gilberts straf bepalen.
Veerle is ten einde raad. Ze durft niet eens te denken aan al de vreselijke dingen die ze Gilbert aan kunnen doen. Lijfstraffen worden meestal vrijdags uitgevoerd. In dit geval kan het heel goed de Vismarkt worden, omdat de diefstal daar gepleegd zou zijn. Gilbert zal het wel overleven, maar hoe? Zelfs als de beul hem alleen maar een oor afsnijdt, zal hij nooit meer tot een gilde toe kunnen treden. Koortsachtig denkt ze na. Niemand behalve zij nam het voor Gilbert op. Maar ja, het ging allemaal zo snel… En wie is dapper genoeg om de woedende vleeshouwer en zijn reus van een zoon tegen te spreken, als die bijval krijgen van op sensatie beluste omstanders? Er moeten echter meer mensen geweest zijn die zagen wat er echt gebeurde. Maar wie en waar wonen ze?

Die nacht doet Veerle geen oog dicht. Zo gauw ze haar ogen sluit, ziet ze Gilbert, een grijnzende Basiel of de beul die zijn mes slijpt.
Bij het eerste ochtendlicht schiet ze ineens overeind. Er is iemand die haar misschien kan helpen. Waarom heeft ze daar niet eerder aan gedacht? Een vaag idee begint langzaam vastere vorm aan te nemen.

In de Donkersteeg klopt Veerle aan bij een onopvallend huis. Eerst reageert er niemand. Veerle is doodzenuwachtig. Als ze niet eens binnengelaten wordt, is alles verloren. Maar ten slotte hoort ze voetstappen en wordt de deur geopend. Het is niet Lieve zelf, maar Elvira, haar moeder. Elvira kijkt haar verbaasd aan.
‘Veerle, wat doe jij hier al zo vroeg, meisje?’ vraagt ze. ‘Lieve slaapt nog. Kom je later terug of is het zo belangrijk dat ik haar wakker moet maken?’
Veerle kan even niet meer praten. De tranen stromen over haar wangen. Ze doet ook maar geen poging meer om ze tegen te houden. Elvira slaat een arm om haar schouder, neemt haar mee naar de keuken en laat haar op een stoel zitten. ‘Wacht,’ zegt ze, ‘ik wek Lieve meteen.’
Lieve is er al heel snel. Ze kijkt minstens net zo verbaasd als haar moeder.
‘Wat nu, Veerle?’ vraagt ze. ‘Zo treurig als nu heb ik je nog nooit gezien.’
Als Veerle weer tot spreken in staat is, vertelt ze met horten en stoten het hele verhaal over de zogenaamde diefstal van die ham en over de zoon van de vleeshouwer die haar de koude rillingen op het lijf jaagt. Ze vertelt ook heel eerlijk waarom ze alles wil riskeren om Gilbert te helpen en zijn onschuld te bewijzen. Lieve wist dat natuurlijk al een beetje, maar haar moeder niet.
Lieve kijkt ernstiger dan Veerle haar vriendin ooit gezien heeft.
‘Het heeft geen zin om daar met vader over te praten,’ zegt ze. Hij doet wat hij moet doen. Het is nu eenmaal zijn ambacht.’
‘Dat weet ik ook wel,’ antwoordt Veerle. Dan vertelt ze welk ander idee ze de afgelopen nacht kreeg. Lieves gezicht klaart meteen op.
‘Of je plan werkt, weet ik niet zeker,’ zegt ze, ‘maar we gaan het zeker proberen.’

Op de Vismarkt is het drukker dan ooit. Midden op het platform staat een houten paal met een paar ijzeren ringen. Kamiel, de stadsbeul, staat met de armen over elkaar te wachten op wat komen gaat. Lang duurt dat niet. Uit de richting van het Chastelet voeren een paar rakkers Gilbert met zich mee. Ze leiden hem de trap op en ketenen hem aan de paal. Een doodse stilte valt.
Gilbert lijkt niet te beseffen wat er allemaal gebeurt. Hij laat zijn hoofd hangen, zodat Veerle enkel zijn goudblonde lokken ziet. Lieve geeft het teken. Samen snellen ze de trap op. Op het platform, vlak voor Gilbert, houden ze halt. Kamiel slijpt zijn mes, maar houdt daar abrupt mee op als hij zijn dochter ziet.
‘Lieve, wat moet jij dan hier?’ Zijn mond valt open.
Maar Lieve antwoordt niet. In plaats daarvan wendt zij zich samen met Veerle tot de menigte op de Vismarkt. Samen roepen ze zo hard als ze maar kunnen. ‘Gilbert wordt gestraft voor een diefstal waar hij niets mee te maken had. Zijn hier mensen die gezien hebben wat er gebeurde en die samen met ons voor Gilbert willen getuigen?’
De wereld bevriest. Veerles oren suizen. De tijd lijkt stil te staan. Midden op de markt steekt iemand zijn hand op. Een paar tellen later nog eentje. Dan volgen er als bij toverslag steeds meer. Een moment aarzelt Kamiel. Dan steekt hij zijn mes terug in de schede.

Een paar dagen later loopt Veerle opnieuw over de Vismarkt. Iemand komt naar haar toe. Het is Gilbert. Abrupt staat ze stil. Ze durft bijna niet te kijken. Een knoop vormt zich ergens in haar maag.
‘Dag Veerle,’ zegt Gilbert. Meer niet. Veerles hart slaat een slag over. Ze weet niet wat te zeggen en staart naar de grond.
‘Waarom deed je al die moeite voor mij?’
Veerle heft haar hoofd en dwingt zichzelf om hem aan te kijken. Ze herkent die glimlach. Dat koppige stemmetje had gelijk. Enkel en alleen naar haar glimlacht Gilbert op die manier.
Veerle straalt. ‘Dat weet je best, Gilbert.’
Het eerstvolgende verhaal verschijnt op 19 februari.
Op de hoogte blijven? Volg Historische Verhalen dan op FacebookTwitter en Instagramof schrijf je in voor de nieuwsbrief.