Onder de rook van Cuzco, 1448
‘Grootvader, ik ben het: uw oudste kleinzoon. Ik heb quinoa en een kruik maïsbier voor u meegebracht. De reden van mijn bezoek is echter niet heuglijk. Mijn hoofd voelt zwaar van de zorgen en steeds opnieuw dwalen mijn gedachten af naar vroeger, alsof de goden me iets proberen te laten zien. Bij Pachamama, ik vrees dat ik uw hulp nodig heb.
Weet u nog, dat ik op mijn negentiende nog steeds niet gehuwd was? Nooit eerder heb ik u verteld dat ik toen stiekem al een oogje had op Mikay. Iedere dag zag ik haar bij zonsopgang bij de rivier, waar ze water haalde. We hadden wel eens oogcontact en dan begon mijn hart meteen sneller te kloppen. Ik durfde niet eens met haar te praten, dus laat staan dat ik vader een huwelijk tussen mij en haar zou laten regelen.
Toen was de dag daar dat het dorpshoofd iedereen bijeen riep. Alle ongehuwden moesten diezelfde dag nog van een partner worden voorzien, verklaarde hij. Ik wist dat Mikay nog beschikbaar was, dus het was nu of nooit. Zonder vader aan te kijken fluisterde ik hem mijn voorkeur toe. Hij zou het overwegen, zei hij slechts.
Mijn handen trilden van de spanning toen we daar op het dorpsplein stonden: alle ongehuwde mannen in een rij en de vrouwen daar tegenover. Ik richtte mijn ogen op mijn sandalen in de hoop dat het snel voorbij zou zijn. Vanuit mijn ooghoeken zag ik Mikay. Ze had wel een Zonnemaagd kunnen worden, zo mooi was ze. Haar armen en benen waren stevig als boomstammen en haar glimlach was warm. Over haar tuniek van alpacawol droeg ze een omslagdoek die bijeengehouden werd door een simpele speld van bot. Haar donkere ogen hielden mijn blik lang vast. Een briesje trok aan haar lange haren, alsof de bosgeesten me een teken gaven.
Geen enkele andere man had interesse in haar getoond. Goden, wat was dat een opluchting! Onder toeziend oog van het dorpshoofd kwamen onze vaders dan ook snel tot een akkoord: Mikay en ik zouden trouwen. Nooit had ik gedacht dat ik meer geluk zou kennen dan op dat moment. Ik had het mis, natuurlijk. Wellicht was ik nog een beetje naïef. Ach, grootvader, hoe vaak heb ik u wel niet verteld dat het echt niet onze bedoeling was om tijdens het proefhuwelijk al een kind te verwekken? De goden bleken echter vertrouwen in ons te hebben want Mikays buik zwol steeds verder. En ja, net toen de dagen weer langer begonnen te worden, was daar die kleine wawa. Het voelt nog als gisteren dat ik het kind in mijn armen hield. Intenser geluk dan dat heb ik nooit gekend.
Het was altijd al een vrolijk ventje. Al vanaf het moment dat hij kon lopen jaagde hij achter de lama’s aan, altijd onder luid gekir. Wat was dat een genot om te zien. Hij had zijn moeders gezicht: ovaal met hoge jukbeenderen en twee donkere ogen die straalden als de zonnegod zelf. Tijdens de naamceremonie in zijn tweede levensjaar was het dan ook niet moeilijk om zijn eerste naam te kiezen. We noemden hem Huallpa: zon van vreugde. Onze zoon groeide goed in zowel hoogte als in omvang. Achteraf gezien heb ik altijd al geweten dat hij voor grootste dingen bestemd zou zijn. De goden hebben het me ingefluisterd, dat moet wel. Weet u nog dat ik werd opgeroepen om naar de tempel te komen, grootvader? Mijn mond viel open toen de priester mij hoogstpersoonlijk vertelde dat mijn kind was uitverkoren. Huallpa zou worden opgeleid in de tempel om een boodschapper van de goden te worden. Mijn bloedeigen zoon! Bij Pachamama, wat was ik trots.
Thuis aangekomen bleek echter dat Mikay mijn vreugde niet deelde. Ze had diezelfde ochtend een vos gezien vlak voor onze hut. Dat was inderdaad geen goed teken, beaamde ik. Mikay sloeg haar ogen neer en zweeg slechts. Naarmate de stilte langer duurde, knepen twijfels mijn maag steeds verder samen als een anaconda die zijn prooi bij iedere uitademing steviger omklemt. Ik beet op mijn lip. Misschien moesten we het niet doen? Net toen ik mijn twijfels wilde uitspreken, slaakte Mikay een diepe zucht. Ze stemde in, al waren haar woorden nog nooit zo zacht geweest.
Wat was de hut toch leeg zonder de kleine Huallpa. Ik zweer het bij Inti: zelfs de lama’s leken hun hoofden te laten hangen. Het is een grote eer om een boodschapper van de goden te zijn dus ik kon onze zoon niet zomaar van zijn taak wegrukken. Toch was daar dat wrange gevoel in mijn maag, dat alsmaar sterker werd. Nachtenlang staarde ik slechts piekerend in de duisternis. De goden zouden ons straffen als we hem terug zouden halen – toch overwoog ik het keer op keer. Iedere verstreken dag werd de stap om hem terug te halen echter groter en langzaam ontstond er kloof zo breed dat het te laat was.
De goden waren ons sowieso al niet erg gunstig gestemd. U weet toch nog wel dat de weergod Illapa zo ontevreden was tijdens de lente van Huallpa’s twaalfde levensjaar? We baden en offerden zo veel we konden, maar het was niet genoeg. Vanuit de schaduw van de Melkweg brak Illapa kruik na kruik, met zoveel oorverdovend geweld dat het de lucht deed oplichten in het duister. Het water bleef maar komen. De zonnegod liet het tijdens de dagen afweten en in de nachten stond de maangodin ons ook al niet bij. Zelfs Pachamama keek slechts toe hoe de rivieren tot aan onze landen reikten. Alle oogsten mislukten. Nadat het water zich had teruggetrokken en Illapa zich weer rustig hield, slonken de voorraden maïs, aardappelen en quinoa in rap tempo.
Ondertussen kreeg Huallpa in de tempel meer dan genoeg. Hij dronk volop maïsbier en at zelfs luxe gerechten zoals alpaca- en gedroogd lamavlees. Hij moest sterk worden.
Ik herinner me nog zo levendig dat Mikay me in die barre tijd vol trots liet zien dat ze een lendendoek had geweven voor onze zoon, speciaal voor het inwijdingsritueel. Blijkbaar had ze al uitgebreid nagedacht over zijn permanente naam want met glinsterende ogen somde ze een hele lijst aan potentiele namen op. Ik durfde haar amper aan te kijken toen ik haar vertelde dat Huallpa niet mocht deelnemen aan het ritueel om een man te worden. Een boodschapper van de goden moest puur blijven: een kind. Mikay kneep haar ogen tot spleetjes. Ze smeet de lendendoek naar mijn hoofd, vergezeld met de meest uiteenlopende vervloekingen. Ik hoop maar dat de goden haar niet hebben gehoord.
Na die dag stortte ze zich volledig op het maken van een tuniek voor Huallpa. Ze spon alpacawol tot dunne draden, welke ze gebruikte om dikke lappen stof te weven. Normaliter kon ze dat alles vrijwel blind, getraind om gelijktijdig onze zoon in de gaten te houden, maar nu leken de eentonige bewegingen haar volledige aandacht nodig te hebben – al helemaal wanneer ik in de buurt was.
De tuniek heeft ze enkele dagen geleden aan Huallpa geschonken. Dit was vlak voor zijn vertrek. Mijn keel werd droog toen ik mijn zoon bij de tempel zag. Met cocabladeren in zijn mond stond hij daar maar een beetje in het niets te staren; herkauwend als een alpaca. Mijn ogen zochten de zijne, maar ik kreeg geen contact. Zijn blik was leeg. Naast hem stond een meisje uit een naburig dorp. Ze zal niet ouder geweest zijn dan een jaar of vier. Ook zij was verkozen tot boodschapper van de goden. Haar kaken bewogen monotoon en kwijl droop vanuit haar mondhoek naar haar kin. Ze leek dat niet eens te merken.
Inmiddels zijn ze beiden afgereisd naar Cuzco, vanwaar de opperpriester de kinderen heeft meegenomen op een dagenlange tocht door de bergen. De bestemming van de tocht is een heilige plek op een bergtop. Daar zullen de kinderen in de nacht alleen gelaten worden om de goden te smeken onze honger te stillen. Pas bij het ochtendgloren, wanneer de maangodin heeft plaatsgemaakt voor Inti, keert de opperpriester terug naar de top van de berg.
Vannacht is het zover, grootvader. Vannacht zal Huallpa zijn heilige taak vervullen. Wellicht dat de geesten me slechts probeerden te verwarren, maar ik dacht in de vroege ochtend weer een vos bij onze hut te zien. Ik wreef in mijn ogen en het dier was weg – al vraag ik me af of hij er überhaupt is geweest. Toch kreeg ik daardoor de drang om terug te keren naar de tempel. Een mamacuna stond me daar te woord. De jaren hadden haar haren zilver gekleurd en haar huid gerimpeld, maar toch was nog wel te zien dat zij ooit een zonnemaagd was. Toen ik haar vroeg wanneer we onze zoon terug konden verwachten, vertrok haar gezicht in zoveel verbazing dat woorden eigenlijk niet langer nodig waren.
Boodschappers van de goden keren niet terug, vertelde ze me. Zij blijven voor eeuwig op de berg; dicht bij de goden. Het was alsof de geesten mijn keel dichtknepen. Ik voelde me als een wawa: met tranen op mijn wangen en niet in staat ook maar een begrijpelijk woord over mijn lippen te krijgen. Mijn stappen naar hier waren zo zwaar dat het was alsof er twee rotsgeesten aan mijn benen hingen.
Oh, grootvader, Mikay moet ik het nog vertellen. Ik durf echter niet eens meer naar huis. De vos was inderdaad een voorteken. Bij Pachamama, daar komen die vervloekte tranen weer: ze vertellen me dat ik het juist heb begrepen. Huallpa zal met de goden kunnen praten, maar nu pas zie ik in hoe. Mikay heeft zo lang gewerkt aan dat dikke tuniek van alpacawol. Het zal echter niet genoeg zijn zodra de maangodin verschijnt. Op de bergtop wordt het koud in de nacht, zo koud. De kou zal Huallpa omarmen en in een lange omhelzing naar de bovenwereld brengen.
Nooit zal ik mijn zoon kunnen bezoeken zoals ik u bezoek, want zijn lichaam zal niet naar deze grot gedragen worden. Noch zal ik zijn gezicht zien indrogen en zijn huid zien verschrompelen, zoals ik dat bij u heb zien gebeuren. Ik kan hem niet eens offers brengen zoals het maïsbier dat ik u nu bracht. Oh, grootvader, als u mijn lieve Huallpa tegenkomt in de bovenwereld, wilt u dan voor hem zorgen? Als u hem daar ziet, wilt u hem dan alstublieft vertellen dat het me spijt?’
Volg Historische Verhalen op Facebook, Twitter en Instagram, of schrijf je in voor de nieuwsbrief.