Melancholia – door Marloes Jongewaard

Malmaison, op een steenworp afstand van Parijs, april 1814

Joséphine draaide het sleuteltje van haar muziekdoosje nog een keer om, maar het voelde verkeerd om te genieten van de mechanische klanken die gemaakt waren voor tijden van vrede, geluk en overvloed. Nog voor de laatste klanken waren weggestorven, gaf ze toe aan haar impuls. Opnieuw pakte ze de brief op, ondanks dat de woorden in haar hoofd allang ronddansten als een pakkende liedtekst.

Adieu, lieve Joséphine. Berust in je lot, net als ik, en vergeet nooit degene die jou nooit is vergeten en nooit zal vergeten.

Jaren geleden had Joséphine niet verwacht dat het lezen van deze woorden haar iets zouden doen. Ze had haar ex-man vervloekt, porselein in zijn richting gesmeten en tegen hem geschreeuwd dat ze hoopte dat hij dood zou neervallen. Maar nu ze wist dat Napoleon snel een vergeten heerser op een verloren eiland zou zijn, was alles anders. Het keizerrijk waarvan Joséphine nog maar vier jaar geleden keizerin was geweest, bestond niet meer. Ze had gedacht dat zij niet om zulke dingen gaf, maar al weken lag er een verlammende sluier over haar heen. Misschien rouwde ze om Frankrijk, dat opnieuw in de handen van koningsgezinden was ondanks de revolutie die zoveel van haar vrienden het hoofd had gekost. Misschien treurde ze om het verlies van de beste vriend die Napoleon was geworden na hun scheiding. Hoe dan ook, er was geen tijd om deze gevoelens aandacht te geven. Niemand kon voorspellen wat de nieuwe machthebbers de komende dagen zouden doen met de Bonaparte-familie. Joséphines kinderen Hortense en Eugène waren voor de Russen vast niet te onderscheiden van de temparementvolle Corsicanen.

Pas nu realiseerde Joséphine zich dat ze met het openen van deze brief waarschijnlijk voor de laatste keer het keizerlijke zegel had verbroken. Haar oog dwaalde van de adelaar in bijenwas naar de neergepende opdracht die ze niet wilde uitvoeren: Napoleon drong erop aan dat ze de Russische bezetter zou uitnodigen op haar buitenhuis. De toekomst van je kinderen hangt ervan af, schreef Napoleon. En dus had Joséphine gedaan wat hij vroeg. De inktvlekken op het tapijt herinnerden nog aan de vlaag van woede die haar vervolgens had overvallen.

De rozentuin was altijd Joséphines favoriete plek geweest op Malmaison. Hier liet ze bloemen groeien die over de hele wereld bekend stonden om hun schoonheid. Het bewonderen van de eerst uitkomende rozen maakte het voorjaar tot haar favoriete seizoen. Maar vandaag deed het zorgvuldig gekweekte rood, geel en roze, dat extra schitterde in de vroege ochtendzon, haar niets. Geroutineerd liet ze de snoeischaar het werk doen. Ze was moe. De afgelopen weken zag ze iedere nacht opnieuw hoe op de Place de la Révolution de guillotine herrees. Hoe Hortense, Eugène en haar vrienden van vroeger één voor één in een wit hemd op een kar werden gehesen.
Een perfecte rozenknop viel op de grond, gesneuveld door Joséphines gebrek aan concentratie. Vroeger had ze hierom getreurd, maar wat was de prijs van een schitterende bloem in een door oorlog geteisterde stad? Ze bekeek haar vingers, door de zon gebruind en door de rozendoornen geschramd. De aarde was in de lijnen op de rug van haar hand gedrongen. Herinneringen aan feesten met vorsten en bevelhebbers leken uit een ander leven afkomstig. Maar binnenkort zou ze haar schoonheid en charmes opnieuw nodig hebben, net als haar beroemde joie de vivre. Malmaison moest het middelpunt worden van het sociale leven in bezet Parijs. Alleen op die manier zouden Joséphines kinderen in de gunst komen bij de Russische bezetters en gespaard blijven van verguizing, verbanning of erger.
Joséphine keek om zich heen, naar de kleurrijke pracht die ze met zoveel moeite had gecreëerd en die haar een nieuw soort wereldwijde roem had opgeleverd. Ze herinnerde zich hoe Napoleon haar tijdens een ruzie eens had verweten mooie dingen en mensen om zich heen te verzamelen. Een vreemd gevoel kwam in haar op en ze sloot haar ogen. Zomaar zag ze zichzelf staan op de Parijse kade, net aangekomen met het schip uit Martinique. De misprijzende blik van haar aanstaande was pijnlijker geweest dan elke klap die ze tot dan toe als kind had gekregen. In de kringen waarin ze vanaf dat moment verkeerde, was mooi zijn een verplichting. Al snel leerde Joséphine dat schoonheid leidde tot macht – en dat het te koop was. Modieuze jurken lieten haar opvallen, dure poeders en smeersels lieten haar huid stralen. Haar gebaren, haar vriendenkring, haar interieur: alles droeg bij aan haar imago.
Ze moest opnieuw op zoek naar haar interesse in schoonheid, het plezier dat ze beleefde aan uitgedoste gasten en nieuwe dansen. En snel, want ze was van plan om later die dag de spraakmankende gastvrouw te zijn waarover de Russen gehoord. Ze haalde diep adem, stond op en klopte de aarde van haar rok. Het was tijd om zich om te kleden.
Joséphine liep terug naar het huis, haar ogen tot spleetjes knijpend tegen de zon. De tuindeuren stonden open en lieten hakkelende pianoklanken naar buiten. Zonder toestemming te vragen, had een van Joséphines gezelschapsmeisjes haar études aan de kant geschoven om zich op Berezovsky te storten. Inmiddels kon Joséphine elke maat meeneuriën, terwijl Clémence de melodie nog steeds niet goed in de vingers had. Het viel te betwijfelen of ze klaar was voor een optreden als de Russen voor de deur stonden.
Even dacht Joséphine terug aan Napoleons verhalen over zijn eerste ontmoeting met de Russische tsaar. Vol enthousiasme had hij verteld over Alexander. Nadat de vrede gesloten was, hadden ze samen naar Italiaanse opera’s geluisterd en elkaar verslagen met spelletjes die geen mensenlevens kostten. Ze trokken op als vrienden, zo had Napoleon haar verteld. Joséphine had hem niet gespaard en opgemerkt dat hoofden van dynastieën niet in een positie verkeren om vriendschappen te sluiten.
Clémence sloeg voor de zoveelste keer een verkeerd akkoord aan.
‘Genoeg! Nu is het genoeg!’
De piano verstomde. Door Clémences onverstoorbare gebruik van het rechterpedaal zweefde de laatste dissonante klank nog even door de lucht. Het meisje liep geschrokken naar buiten. Haar pastelkleurige schoenen wezen erop dat ze nooit van plan was geweest om Joséphine die dag te helpen in de tuin.
‘Heb jij niets nuttigs te doen? Het linnengoed, bijvoorbeeld? Ook in Sint-Petersburg eet niemand van een ongedekte tafel!’
Clémence boog haar hoofd, zoals haar als jong meisje was aangeleerd, maar verder veranderde haar houding niet. Ze schoof niet met haar voeten, haar wangen werden niet rood van schaamte. Haar respect voor Joséphine leek verdwenen.
Joséphine vroeg zich af of de Russische pianoklanken Clémences uiting van sarcasme waren, haar kleine protest tegen Joséphines beslissing om de tsaar op Malmaison te verwelkomen. Wie weet was Clémence moediger dan ze eruitzag.

Nadat Joséphine zich had omgekleed en haar beste juwelen had uitgekozen, liep ze opnieuw door de tuin. Af en toe hield ze stil bij een bloemknop die op het punt van bloeien stond, bij twee naar elkaar lonkende vogels of ongewenst onkruid dat ze uit de grond zou trekken zodra ze weer vies kon worden. Joséphine ergerde zich dat ze was uitgevallen tegen haar dienstmeisje, iets wat haar vroeger zelden gebeurde. Dit was niet het moment om verbitterd te zijn. Alleen haar opgewekte, onberispelijke zelf kon haar nu vooruit helpen. Maar onder geen beding zouden de harmonieën van Berezovsky te horen zijn. De Russen zouden behandeld worden als gasten, gasten van Frankrijk. Er zou fijne wijn geschonken worden en gepraat worden over Parijse mode. Clémence kon de bladmuziek van Méhul onder het stof vandaan gaan halen.
‘Bonjour!’ De huismeester Jérôme groette alsof het een dag was als alle andere. ‘Ça va?’
Joséphines hoofd voelde zwaar aan, alsof ze de nachten weer doorbracht in schimmig verlichte vertrekken gevuld met intriges. Ze glimlachte slechts.
Jérôme was een oude man die in dienst was geweest van families met alle denkbare politieke achtergronden, maar de veerkracht en vastberadenheid op zijn gezicht gaven hem nog altijd iets jeugdigs. Decennialang had hij keer op keer zijn rug gerecht om vervolgens te buigen voor een nieuwe meester. Joséphine wist dat zij uit hetzelfde buigbare, verweerde hout gesneden was. Ze moest alleen haar innerlijke kracht terugvinden. ‘Vordert het? Zijn we klaar voor de Russen?’
Jérôme wees op de werkjongens die het vloerkleed uit de salon aan het uitkloppen waren. ‘Ik houd ze vooral bezig nu. Kunnen ze niet nadenken. Malmaison zal wederom niet teleurstellen.’
‘Hoe laat denk jij dat ze komen? Aan het eind van de middag?’
‘Ja. We hebben nog tijd.’
Joséphine zag de twinkeling in Jérômes ogen en knikte hem toe; het was tijd voor warme chocola.
In de serre leek het wel zomer. Joséphine had het warm in haar moderne japon die eigenlijk te dik was voor het seizoen. Ze merkte op dat Jérôme zijn gebruikelijke patriottistische zakdoek had vervangen door een neutrale blauwe. Joséphine nam een slok van de zoete drank en merkte hoe ze ervan genoot. Er bestond nu even niets buiten de zonnestralen, Jérômes geruststellende aanwezigheid en chocola. Deze kalmte voor de storm deed Joséphine denken aan eerdere wachtmomenten rond grote gebeurtenissen. Aan de avond waarop ze haar weinige spullen op Martinique had ingepakt om te vertrekken naar Frankrijk. Aan haar eerste huwelijksnacht, toen ze uiteindelijk bij het ochtendgloren haar tranen verbeet omdat ze haar maagdelijkheid niet zou verliezen. Aan een schitterende zomer aan het Franse hof, toen ze alle vrijheid genoot die ze zich kon wensen. Er was volop gelegenheid geweest om haar smaak in wijn en mannen te verfijnen, maar de onrust die snel zou omslaan in een revolutie, hing onmiskenbaar in de lucht. Ze herinnerde zich haar voorbereidingen voor het eerste voorzichtige feest na de val van het schrikbewind van Robespierre, nog niet echt gelovend dat plezier weer mogelijk was. Joséphine voelde een vlaag van opwinding in haar opkomen. Ze had plotseling zin om een bal te organiseren – dat zou de tsaar vast bevallen.
‘Had u ooit gedacht dat u de Russische tsaar zou ontvangen?’
‘Ik kijk nergens meer van op, Madame.’
Joséphine schonk hem een zeldzaam oprechte lach.
Jérôme had meegemaakt hoe Joséphine had geprobeerd om zich af te sluiten op het buitenhuis, maar op de hielen werd gezeten door een rits aan drama’s. Hij had gezien hoe ze schuldeisers de deur uitwerkte en haar minnaars verborgen hield voor nieuwsgierige ogen. Hij hoorde hoe ze huilend Napoleon overtuigde van haar trouw, hoe ze telkens schreeuwde als ze gedwongen werd om naar het Tuilerieënpaleis te vertrekken. Jérôme was haar niet anders gaan behandelen toen ze verrees tot keizerin, en ook niet toen ze later was teruggekeerd als gescheiden vrouw.
Op de geboende vloer weerklonken harde, onregelmatige voetstappen. Clémence kwam aangesneld, haar gezicht rood en haar ogen vol schrik.
Joséphine hoefde niets te vragen. Ze zette rustig haar kopje neer en stond op. Zelfs als ze had gewild, had ze haar chocola niet op kunnen drinken.

Naarmate de Russen dichterbij kwamen, herkende Joséphine de tsaar alleen aan zijn uniform – hij leek nauwelijks op de portretten die ze van hem had gezien. Zijn mollige lichaam en grove gezichtstrekken hadden weinig keizerlijks. Toen hij van zijn paard afsteeg en voor haar stond om haar te begroeten, zag Joséphine zijn opmerkelijke kalmte. De tsaar miste de drift die veel hooggeplaatste politici en militairen in Frankrijk kenmerkte. Napoleon had haar verteld dat de macht van de tsaar niet verworven was door allianties, staatsgrepen en geweld. Al voor zijn geboorte was de weg naar heerschappij voor hem geplaveid, hoewel boze tongen beweerden dat er opnieuw een moord binnen de Romanov-familie aan te pas was gekomen. Het zou kunnen. Joséphine oordeelde niet. Net als zijzelf was deze man nooit in de positie geweest om zijn geweten de doorslag te laten geven bij het nemen van beslissingen.
‘Ik weet zeker dat dit een aangename middag wordt.’ Hij keek tevreden rond alsof hij een roedel jachthonden inspecteerde voorafgaand aan een wildachtervolging waar hij zich dagen op verheugd had.
Zijn ingetogen zelfvertrouwen deed Joséphine denken aan de tijden van voor de Revolutie, aan Franse hovelingen in de tuin van Versailles. De armen, zo wist ze van haar jeugd op Martinique, leerden van jongs af aan om te leven met de realiteit dat morgen zwaarder kon zijn dan vandaag. De ene dag was er brood op de plank, de andere niet. Maar de hogere klassen in Frankrijk waren pas tijdens de Revolutie tot de schokkende ontdekking gekomen dat niets hen kon behoeden voor een onzekere toekomst; niet hun titel, niet hun bezittingen, en niet hun relaties.
‘Madame?’ Hij sprak het woord uit zoals een buitenlandse gouvernante in een kuuroord dat zou doen: alsof hij zijn vaardigheid in het Frans wilde benadrukken.
‘Vergeef me mijn manieren, ik leid tegenwoordig een afgezonderd leven.’ Even draaide Joséphine haar gezicht weg van haar gezelschap. Ze sloot kort haar ogen, negeerde de steen in haar maag en vond haar charmante glimlach terug. Uit jarenlange gewoonte drapeerde ze de omslagdoek opnieuw rond haar nek en hals. ‘Kom, dan laat ik u Malmaison zien. U vindt hier bloemen en kunst uit de hele wereld, en dat vlakbij Parijs.’ Ze draaide op haar tenen half rond haar eigen as, als een jonge balletdanseres. Zonder om te kijken leidde ze de onwelkome gasten naar haar rozentuin.
‘Ik heb natuurlijk gehoord over uw bloemen, maar ze hadden me niet verteld dat ook uw huis zo aangenaam is.’ Zijn witte vinger wees naar de serre.
Als op een benevelde nazomeravond hoorde ze zichzelf praten tegen Alexander, voelde ze hoe haar hand op de stugge stof van een huzarenjas rustte, hoe haar voeten hun weg vonden naar haar rozentuin. Alexander luisterde vol interesse naar haar uitleg over rozensoorten die ondanks de handelsembargo’s uit Engeland waren verscheept, over exotische struiken en het snoeiseizoen. Joséphine vroeg zich af of hij doorhad dat hij slechts een schim te zien kreeg van de vrouw over wie hij zoveel had gehoord. Zo lang ze zelf aan het woord was, was ze haar charmante zelf. Maar het kostte haar moeite om de woorden van gesprekken te begrijpen, de veranderingen in de stemming op te merken. Tijd was stroperig als vergeten honing.
De tsaar hoorde hier niet. Hij en zijn gevolg brachten onbekende uniformen, ongewone gezichten en harde klanken. Joséphine wendde haar blik af. Aan zijn handen kleefde Frans bloed, de knopen van zijn jas stonden strak om zijn buik, gevuld met eten waar geen boer zijn kinderen mee zou voeden. Ze zag Napoleon weer voor zich, met een verslagen blik op zijn gezicht vertellend over soldaten die voorgoed verstild zouden zijn onder de sneeuw, over modderige wegen vol half-verorberde paardenkarkassen en erger. In Joséphines hoofd vermengde de herinnering aan Napoleon zich met haar gasten. Deze bevelhebbers hadden hun eigen graanvoorraden in brand gestoken en Moskou verlaten. Ze zouden nergens voor terugdeinzen.
Niemand leek Joséphines dromerigheid te registreren. Meewarig dacht ze terug aan tijden waarin dit schouwspel haar zou hebben opgewonden, toen zij en haar vriendin Thérésa onoverwinnelijk leken. In gedachten zag ze voor zich hoe het was geweest als ze Thérésa hier aan haar zijde had gehad; flirtend, lachend, haast dansend in een niets verhullende jurk. Maar deze vrouw bestond alleen nog in de herinnering van Joséphine en vele andere Parijzenaren; ze was ten onder gegaan aan roem en roddels en had zich met haar nieuwe echtgenoot teruggetrokken op het platteland.

In Parijs kon nog altijd niets geheim blijven, dus in de loop van de middag stroomden allerlei vage kennissen toe die hijgerig hadden gewacht op het moment om indruk te maken op de Russische machthebbers. Het gezelschap op het spontaan ontstane tuinfeest was een bonte mengelmoes van buitenlanders, monarchisten, verstokte revolutionairen – en vooral mensen die met alle winden meewaaiden. Precies de juiste mengelmoes om schandalen en roddels op gang te brengen. Joséphine kon zich niets beters wensen om de aandacht van de Russen te trekken.
Halverwege de avond maakte Hortense haar entree, precies zoals Joséphine haar had gevraagd. Ze kwam rustig aanlopen, lachend naar de aanwezigen. Het was alsof ze deze ongewenste gasten niet die ochtend nog had vervloekt, alsof iedereen op haar had gewacht als op een oude vriendin. Ze was een toonbeeld van elegantie; tijdens het praten maakte ze sierlijke bewegingen met haar handen en ze hield zich voorbeeldig op de vlakte. Het was niet vreemd dat de Hollanders haar in hun hart hadden gesloten als koningin.
Joséphine prees zich gelukkig dat Eugène, met zijn gebrek aan diplomatieke vaardigheden, nog in Italië was. Hortense daarentegen was niet alleen knap zoals haar vader was geweest, ook had ze de behendige charme van haar moeder – in het openbaar dan, achter gesloten deuren was Joséphines gevoel van drama haar ook niet vreemd. Toch stak het Joséphine dat deze maskerade nodig was. Dat Hortense, met haar loyale karakter en vele talenten, in de voetstappen van haar moeder trad en bij machtige mannen moest slijmen om te overleven.
‘U bent net zoals hij.’
Joséphine maakte haar blik los van haar dochter. Tsaar Alexander klemde tussen wijsvinger en duim het oor van een kopje met Joséphines beeltenis erop.
‘Zoals wie, Sire?’
‘Bonaparte.’ Alexander kneep zijn lichte ogen tot spleetjes, alsof hij de uitdrukking op Joséphines gezicht bestudeerde. ‘U observeert, net als hij, van een afstandje.’
‘Ooit keek heel Parijs van een afstandje naar mij, Sire.’
‘U weet best dat er in dat opzicht niets veranderd is. Wat doen we anders hier?’ Hij maakte een onbeholpen weids gebaar, wijzend op de hooggeplaatste Russische militairen en figuren van de Parijse elite om hen heen.
‘Nu vleit u me… Kom, ik zal u het huis laten zien.’ Het werd even zwart voor haar ogen, maar Joséphine herpakte zich en leidde de tsaar naar het huis. De knopen en biezen van vijandige uniformen weerkaatsen in het licht van de lentezon. Misplaatst Slavische medeklinkers en ruisende mousselinerokken van wanhopige Parijse vrouwen zweefden boven de grond. Waarschijnlijk hadden ze hun feestkleding tussen de mottenballen vandaan gevist, want Napoleon had de exotische stof verboden. Snel verdrukte Joséphine het beeld van de voormalig keizer, wachtend op de boot die hem naar zijn verbanningsoord zou brengen.
Met tegenzin liep ze door de marmeren hal naar haar salon. Ze zou willen dat iedereen verdween en ze hier alleen zat op de chaise longue, met een kop chocola, uitkijkend op haar bloementuin. Maar ze deed dit niet voor zichzelf.
‘Ik heb veel over u gehoord,’ zei de tsaar, terwijl hij zijn ogen over de moderne meubels liet glijden.
‘Over mij? Of over Malmaison? De rozentuin en de kunstcollectie zijn natuurlijk bekend, maar de salon…’
Hij stond stil. ‘Nee, over u. U krijgt altijd wat u wilt, net als ik.’ Hij keek haar nu indringend aan. ‘Schilderijen van over de hele wereld, de meest interessante gasten.’
Maar geen erfgenaam voor het keizerrijk, dacht Joséphine. Het enige wat de wereld voor haar had gewenst, had ze nooit gehad. Toch had het ontbreken van een Bonaparte-erfgenaam haar gegeven wat ze altijd had gewild; een vrij leven in haar eigen paradijs.
‘En u heeft veel meegemaakt, zeker voor een vrouw.’ Hij streelde met zijn vlakke hand een pendule die Jérôme zorgvuldig gepoetst had.
Even zag Joséphine voor zich hoe Alexander avances zou maken, hier, in het huis waar ze met Napoleon had geleefd. Misschien zag hij de nieuwe Cleopatra in haar.
‘Kom, ik heb een aantal schilderijen die uw voorouder, tsaar Peter, met eigen ogen heeft gezien.’
‘Hollandse meesters?’ Hij leek net zo enthousiast als toen hij vragen had gesteld over rozen.
‘Maar misschien houdt u zelf meer van Toscaanse landschappen? Ik weet dat u een liefhebber bent van de Italiaanse opera…’ Puttend uit haar repertoire aan anekdotes, leidde ze Alexander door het huis dat ze zo zorgvuldig had ingericht. Af en toe, wanneer Alexander stilstond om een vaas of schilderij te bewonderen, voelde het alsof ogen zich in haar rug boorden, ogen die haar veroordeelden omdat ze de bezetter in haar huis had verwelkomd. Dan herinnerde ze zichzelf aan Napoleons brief. Ze was dit haar kinderen verschuldigd.

Zodra de laatste gasten eindelijk vertrokken waren, voelde Joséphine hoe haar eeuwige glimlach eindigde in rimpels die tot aan haar slapen reikten, hoe haar voeten pijn deden van de oncomfortabele schoenen. Zodra ze de bezoekers niet meer kon zien, trok Joséphine de muiltjes uit. De koele stenen brachten haar langzaam terug in het heden. Via haar voetzolen stroomde een puur verlangen omhoog haar lichaam in. Ze wilde dansen, zonder muziek en zonder toeschouwers. Met de schoentjes in haar ene en haar rok in de andere hand draaide en huppelde ze op haar eigen geneurie. Ze sloot haar ogen. Even zag ze weer hoe haar bewegingen nauwlettend in de gaten gehouden werden. Als bij een ballerina werden haar stappen, de draaiingen van haar polsen en haar maskerachtige gezichtsuitdrukking vol fascinatie bestudeerd. Ze werd gevolgd door ogen van minnaars uit het verleden, het heden, of wie weet de toekomst. Even voelde het leven weer vol belofte, maar haar lijf bracht haar abrupt terug naar het heden. Ze moest stilstaan om haar piepende ademhaling tot rust te brengen. Ze hoestte een keer flink en liep naar haar huis. In het schaarsverlichte raam zag ze het silhouet van Jérôme. Met moeite vond ze haar weg naar haar kamer.
Zonder haar schoonheidsrituelen uit te voeren, ging ze in bed liggen, maar de slaap kwam niet. In Joséphines hoofd kwamen flarden terug van gesprekken die ze die dag had gevoerd, blikken die ze toegeworpen had gekregen. Ze stelde zich voor wat de tsaar van haar vond en vroeg zich af of de Russen haar taalgrappen hadden begrepen. Ze draaide de olielamp open en kwam uit bed. Hoe lang zou Parijs nog bezet zijn? En zou Alexander tegen die tijd bereid zijn om Hortense en Eugène te sparen? Joséphine nam plaats op het krukje tegenover de spiegel alsof ze alsnog haar crèmes zou opsmeren. In plaats daarvan staarde ze naar haar eigen evenbeeld zonder te bewegen.
Na de revolutie hadden mensen Joséphine vaak gevraagd hoe ze hoop had gehouden, maar het was nooit hoop geweest. Een tegen het verstand in druisende zekerheid had haar verteld dat er een nieuw leven op haar wachtte. Het enige wat ze had hoeven doen, was dat leven voor zichzelf regelen zodra ze weer op vrije voeten was. Zonder scrupules had ze bondgenootschappen en zakelijke overeenkomsten gesloten in de naam van vriendschap en liefde. Het was haar manier om te overleven. Maar dit keer waren het niet haar eigen kansen die ertoe deden. Het leek haar rol van gastvrouw tegelijkertijd makkelijker en moeilijker te maken. Joséphine kneep haar ogen tot spleetjes. Even meende ze Hortense te zien in haar eigen reflectie. De spiegel speelde spelletjes met haar moment van zwakte.

Twee weken later opende Joséphine samen met Alexander een groots bal op Malmaison, en opnieuw was ze de vrouw aan de arm van de overwinnaar. Haar haren glansden en ze was niet minder modieus dan toen Napoleon haar het hof had gemaakt. Tegelijkertijd voelde ze zich minder zichzelf dan ze in tijden had gedaan. Ze genoot niet van de opgewonden giechelende debutantes, die haar stuk voor stuk aan haar vriendin Thérésa deden denken. De duidelijke goedkeuring van Alexander voor haar kunstcollectie en haar repertoire aan anekdotes voelde als een holle overwinning. Ondanks dat ze wist dat ieder tsaristisch bezoek de kans op een goede afloop voor Hortense en Eugène vergrootte, kon ze het steeds moeilijker opbrengen om de tsaar te vermaken. De afgelopen dagen was Alexander zo vaak langsgekomen dat Joséphine bijna een minnares had gesuggereerd om hem af te leiden. De kranten volgden de ontwikkelingen op Malmaison op de voet, maar Jérôme wist wel beter dan Joséphine die artikelen onder ogen te brengen. Onder de dansers die avond bevonden zich Russische grootvorsten, politieke tegenstanders van Napoleon en een bont gezelschap leeghoofden. Even stelde Joséphine zich voor hoe het zou zijn om dit alles achter zich te laten en met Jérôme naar Martinique te vertrekken.

Na de verplichte openingsdans trok Joséphine zich terug, haar gasten vanuit de open tuindeuren aanschouwend. Dans na dans zag ze hoe wangen bloosden, voeten probeerden niet te struikelen en armen in elkaar haakten. De avondlucht werd steeds koeler en streek ijl over haar gezicht.
‘Mag ik deze dans?’ Alexanders gezicht was rood aangelopen. Hij had die avond al veel Franse vrouwen het hoofd op hol gebracht door met ze te dansen.
‘U vleit me, maar ik ben bang dat ik genoeg heb gedanst voor vanavond.’
‘Zullen we dan nog even de tuin in gaan?’
Joséphine wilde niets liever dan slapen, maar het vooruitzicht aan een weerzien met haar nachtmerries hield haar tegen.
‘Maman, gaat u toch naar bed.’
Joséphine keek over haar schouder en zag hoe Hortenses lippen zich krulden in haar eigen beminnelijke lach.
‘Ik kan de honneurs waarnemen.’ Ze richtte zich tot Alexander, beminnelijk lachend als altijd. Met een elegant gebaar stak ze haar arm door die van de tsaar.
De tsaar knikte naar Joséphine. ‘Bonne nuit.’
Samen stapten ze vastberaden het donker in, alsof zij nog de weg wisten tussen de struiken en standbeelden, terwijl Joséphine slechts schimmen waarnam.


Heb je genoten van het verhaal? Luister dan ook naar de podcast van Historische Verhalen, waar we met auteur Marloes Jongewaard in gesprek gaan over de historische achtergrond en het schrijfproces. Meer lezen van Marloes? Neem dan een kijkje in onze webshop, waar de verhalenbundel over de Vroegmoderne Tijd te vinden is.