Een onverwachte ontmoeting – Londen, 1612 – Door Robin van Koert

Wanneer hij langs zijn favoriete kroeg, The Bell Inn, loopt, houdt hij stil. Peinzend plukt hij aan zijn baard. Hij haalt het strooibiljet voor het toneelstuk uit zijn zak, kijkt ernaar, maar besluit toch om een biertje te gaan drinken en loopt naar de deur. Plotseling krijgt hij echter een beklemmend gevoel. Er is iets niet in orde. Hij blijft als aan de grond genageld staan. De woorden van Thomas van vele jaren geleden weerklinken in zijn hoofd: een spion moet op zijn onderbewustzijn vertrouwen. Hij weet wel beter dan zijn gevoel voor gevaar te negeren. Dat heeft hem door de jaren heen namelijk menigmaal een goede dienst bewezen. Hij draait zich om, weg van de herberg en vervolgt zijn weg. Gehaast loopt hij nu door Gracechurch Street langs tentoongestelde varkenskoppen, worsten, fruit en groentes. Enkele straten verder laat hij de menigte, geluiden en geuren van de markt achter zich en gaat via een nauwe steeg naar de Old Swan Stairs. Het theater is nu niet ver meer, maar hij heeft genoeg van het lopen.
“In westelijke richting!”
“Waar naartoe?”
“Whitefriars Stairs.”
“Natuurlijk, mijnheer, stap maar in.”
Hij vindt een plekje, betaalt de jollenman, bewondert korte tijd de zwanen die op de Theems drijven en sluit dan zijn ogen. Het ritmische plonzen van de roeispanen in het water en het bijkomende zachte piepen van de dollen hebben een kalmerende uitwerking op hem. Zijn ongerustheid neemt af en de geluiden sussen hem bijna in slaap. Ondanks de stank.

“Whitefriars Stairs!”

Hij loopt de trap op. Spoedig komt hij samen met andere laatkomers bij het theater aan. Hij stopt zijn toegangsgeld in de rinkelende pot van de inzamelaar. Als hij naar binnen loopt, kijkt hij omhoog naar de ronde kroonluchters met brandende kaarsen die een gelig licht op het toneel werpen. Het toneelstuk, A Christian turn’d Turk, is al begonnen. Hij vindt een plekje op de achterste rij. Voordat hij gaat zitten, werpt hij een vluchtige blik op de comfortabele loges voor het meer welvarende publiek, die zich aan beide kanten van de schouwburg bevinden. Alhoewel hij niemand herkent, is hij er zich vaag van bewust dat iemand hem heeft opgemerkt. Opnieuw bekruipt hem een onbehaaglijk gevoel. Hij gaat toch zitten en richt zijn aandacht op het toneel. Daar zijn vier mannen aan het kaarten, omringd door zeerotten.

‘… Ward, lord of the ocean, terror of kings, landlord to merchants, rewarder of manhood, conqueror of the Western world, to whose followers the lands and seas pay tribute; and they to none but once in their lives to the manor of Wapping and then free ever after. This is he my noble mummers.’

Als hij de naam Wapping hoort, wordt hij overvallen door weemoed. Hij heeft veel te vaak de weg afgelegd naar het schavot in dat luidruchtige, smerige dorp voor zeelieden. Vorige week nog werd er een man terechtgesteld die ooit zijn leven had gered. Even heeft hij een brok in zijn keel, maar dan concentreert hij zich weer op het toneel. De jeugdige toneelspelers dragen hun teksten met overtuiging voor. Het gezelschap heeft een uitstekende reputatie, maar de man naast hem zegt dat het toneelstuk slecht is ontvangen. De onbekende voegt toe dat dit misschien wel de laatste opvoering is. Met een glimlach bevestigt hij dat theaterpubliek grillig kan zijn. Vervolgens kijkt hij weer toe hoe het stuk zich ontvouwt.

‘My valiant friends, this four years Dansiker
Hath led you proudly through a sea of terror, 
Through deeds so full of prowess they might have graced
The brow of worthiness, had justice to our cause
Given life and action.’

Een spottend lachje verschijnt op zijn gezicht: Dansiker en rechtvaardigheid. Zowaar.

… , but by some worthy deed,
Daring attempt, make good unto the world.
Want of employment, not of virtue, forced
Our former act of spoil and rapine.’

Hij schudt zijn hoofd. De alom gevreesde Dansiker, zijn landgenoot en voormalige kapitein, was een man van daden en stond niet bekend om zijn bespiegelingen. Net als hijzelf, werd de beroemde zeerover voor altijd getekend door de terreur die de Spanjaarden in de Lage Landen hadden ontketend. Hij had het Katholicisme en haar harteloze vertegenwoordigers leren haten. Tijdens hun plundertochten had hij Dansiker nooit met spijt over zijn zogenaamde schrikbewind horen praten. In tegendeel, hij schepte genoegen in zijn reputatie van meedogenloosheid. Daarentegen was het waarschijnlijk niet de bedoeling van de toneelschrijver geweest om een volledig juist beeld te schetsen. Na een poosje heeft hij genoeg van de dialogen en verliest zijn interesse. Hij koopt een appel, nootjes en een kruikje bier van een verkoper en begint een praatje met zijn buurman. Plotseling sleuren de woorden van het toneelstuk hem echter weg van het gesprek.

‘Twixt two extremes they chose the better part:
Take land and to the governor present
Themselves and fortunes, show their act, intent
And penitence, their promised pardon, What befell
This show presents, which words deny to tell.’

Zwijgend voeren de acteurs een gebarenspel op. Een frons verschijnt op zijn voorhoofd als hij het mimespel over het berouw van de Nederlandse piraat aanschouwt. Hij was bij Dansiker toen die een Spaanse jezuïet gebruikte om een boodschap aan Hendrik IV over te brengen. Hij toonde nooit enig berouw. Zijn buurman haalt hem uit zijn mijmeringen.
“Hé, kijk recht vooruit, maar volgens mij staart iemand naar ons.”
“Waar?”
“Daar links in de onderste loge, precies waar het toneel begint.”

Hij wacht op een verkoper, trekt zijn aandacht, koopt enkele oesters en pakt zijn dolk om ze te gaan eten. Heimelijk kijkt hij naar de loge. Een schok. Heel even kijkt hij in bekende ogen, dan draait de man zijn gezicht weg en verbergt zich achter een steunpilaar. Hij heeft genoeg gezien. Het is Ingram Frizer.

Hij heeft Frizer slechts enkele keren in Algiers ontmoet, maar dat gezicht staat in zijn geheugen gegrift. Hij hielp de Engelsman met het opkopen van door Barbarijse kapers buit genomen goederen, maar herinnert zich vooral hoe de man zijn vriendschap met de onlangs opgehangen zeerover ontwrichtte. Daarnaast zijn er natuurlijk de geruchten over Frizer’s betrokkenheid bij de moord op Christopher Marlowe. Christopher was geen echt goede vriend van hem, erkent hij, maar ze hadden zo nu en dan samengewerkt, met name in Lissabon. De twee mannen respecteerden elkaars kunde en het was toentertijd geen geheim dat ze met elkaar overweg konden. Frizer heeft dus reden om op zijn hoede te zijn voor hem. Zal hij daarom jacht op hem laten maken? Was Frizer misschien al op de hoogte geweest van zijn terugkeer in Londen? Als dat zo was, zou dat zijn onaangename gevoel bij The Bell Inn kunnen verklaren. Genoeg, berispt hij zichzelf, geef nooit toe aan paranoia.
“Wat denk jij ervan?”
“Geen idee. Komt me niet bekend voor.”
“Misschien beeld ik me wel dingen in.”
De man heeft het echter goed gezien en aangevoeld.
“Wie weet. Er lopen genoeg vreemde mensen rond. Laten we maar van de rest van het toneelstuk genieten.”
“Natuurlijk. Je hebt waarschijnlijk gelijk.”

Gezien de stoel die Frizer zich kan veroorloven, is hij een rijke, gerespecteerde man geworden. Niettemin, als de mensen zouden ontdekken dat de geruchten over zijn rijkdom meer zijn dan afgunstige praatjes, riskeert hij alles te verliezen. Frizer zou natuurlijk ook mijn verleden kunnen onthullen, bedenkt hij zich. Dat levert hem vervolgens waarschijnlijk een enkele reis naar het schavot op, vermoedt hij. Daar zou hij dan in ieder geval een persoonlijk perspectief op een ophanging verkrijgen, beseft hij grijnzend. De harde werkelijkheid dringt zich echter weer aan hem op. Vertwijfeld kijkt hij naar het plafond, alsof de oplossing voor zijn huidige netelige positie zich daar zou kunnen bevinden. Meewarig schudt hij zijn hoofd. Hoe kan hij het gebouw ongezien verlaten?

Hij realiseert zich dat het toneelstuk bijna afgelopen is, maar ziet nog geen kans om uit het theater te glippen. Vanuit zijn ooghoeken observeert hij Frizer, die druk gebaart naar iemand in het duister van de loge. Hij overhandigt waarschijnlijk instructies aan één van zijn mannen. Vervolgens ziet hij een schaduw zich naar de uitgang van de loges bewegen. Hij heeft bijna geen tijd meer.

‘… that live by theft and piracies,
That sell your lives and souls to purchase graves,
That die to hell, and live far worse than slaves,
Let dying Ward tell you that heaven is just,
And that despair attends on blood and lust.’

‘Down with the villain!’

Alle acteurs schreeuwen het nu uit. Plotseling krijst een toeschouwer achterin de zaal ‘verrader’ naar de acteur die de Engelse piraat Ward speelt. Enkele anderen doen hetzelfde en al snel volgen nog meer toeschouwers. Iemand die een stoel op het toneel heeft, springt op en schreeuwt iets naar een persoon in de loge achter hem. Een korte, maar gemene woordenwisseling volgt en luid gebrul stijgt op in het theater. De mensen gaan staan, als altijd belust op echte actie. De beginnende vechtpartij heeft het toneelstuk onderbroken en de jonge acteurs slaan de verhitte discussie geamuseerd gade. Op aandringen van hun vrienden komen de mannen overeen het er voorlopig maar bij te laten, tot grote teleurstelling van de menigte. Boegeroep komt in de plaats van het eerdere schreeuwen. Na het opstootje wordt het toneelstuk voortgezet voor de laatste regels. Achterin het theater kijkt een man naast zich. Zijn gesprekspartner is verdwenen en heeft slechts een kruikje en lege oesters achtergelaten.

Bij de Paris Garden Stairs stapt hij uit de roeiboot en slaakt een zucht van verlichting. Dan houdt hij zijn adem in. Hij hoort een tweede boot dichterbij komen, draait zich om, maar ziet geen lichten, niets. Het is weer stil.


The original version of this story was written in English, but is translated for Historische Verhalen. Prefer to read the English version? Click here.

Volg Historische Verhalen dan op FacebookTwitter en Instagram, of schrijf je in voor de nieuwsbrief.