Insomnia – door Arnout le Clercq

Het was bijna vier uur ’s nachts en Ivan Nikolajevitsj zat nog over zijn typmachine gebogen. Schrappen had hij altijd het moeilijkste deel van zijn werk gevonden. Hij stak een sigaret op en keek nog eens naar de slotalinea van zijn recensie, kneedde in gedachten de laatste zinnen tot een balletje en speelde ermee tussen zijn vingers. ’s Nachts werken vond hij prettig. Zijn slaapproblemen had hij lange tijd als een plaag ervaren, totdat hij zich er eenvoudigweg bij neer had gelegd. Sindsdien deed hij het overgrote deel van zijn lees- en schrijfwerk thuis, in de late uurtjes. De middagen bracht hij door op de redactie van de krant. Dit ritme wende sneller dan hij gedacht had. Nadat de laatste trams door de straten van de metropool waren gedenderd, en de stad kort ademhaalde voor de ochtendspits, kon hij zichzelf bijna horen denken. Dit was niet zo’n nacht. Buiten viel een warme zomerregen, die aanzwol totdat het geluid van de vallende druppels nauwelijks meer te onderscheiden was van het geratel van zijn typmachine. Het ritmische kabaal werd af en toe onderbroken door het luide gesnurk van Vera, zijn vrouw. Bovendien dwaalden zijn gedachten af naar het boek.

Iets meer dan een maand geleden had hij een envelop zonder postzegel of stempel ontvangen. Toen hij verhaal ging halen bij de huismeester, bleek deze niet thuis; de deur was verzegeld. De dikke envelop bevatte een getypt en gebonden manuscript: Bestasjvili’s Droom van Pavel Smireni. Ivan gold als een autoriteit op het gebied van de Sovjetletteren, maar deze schrijver was hem niet bekend. Het leek hem een pseudoniem. Wat hem echter het meest stoorde, was het ontbreken van een serienummer op het schutblad. Betekende dit dat het manuscript niet langs de burelen van het GlavLit was geweest?

De inhoud bevestigde zijn vermoedens. De protagonist, een partijlid en hoge bureaucraat, experimenteert met lucide dromen waarin hij de werkelijkheid naar zijn hand kan zetten. Hij raakt niet alleen verzot op zijn luchtkastelen, maar begint ook droom en realiteit met elkaar te verwarren, niet in de laatste plaats omdat hij er genoegen in schept om in zijn slaap wraak te nemen op zijn collega’s en partijgenoten. Uiteindelijk wordt hij volslagen paranoïde opgesloten in een gesticht. In de epiloog blijkt het verhaal een verslag te zijn van de behandelend arts. ‘Goedkope truc’, dacht Ivan.

Wat moest hij met het boek? De stijl was associatief en experimenteel, om nog maar niet te spreken van het slachtofferen van een partijlid! Dit zou nooit gedrukt worden, sterker nog, Ivan vermoedde dat iemand die een dergelijk manuscript instuurde, zich meer op de hals zou halen dan alleen een afwijzingsbrief. Om dezelfde reden kon hij ook geen aangifte doen. Wat als men een verband zou willen leggen tussen hem en de mogelijke schrijver? Of erger nog, hem aanzien voor de auteur? Dat kon hij niet riskeren. Zijn taken waren simpel: socialistische literatuur de hemel in prijzen en alle andere boeken verguizen. Hij was niet van plan hier verandering in te brengen. Ondanks het verloop op de redactie het laatste jaar – rechtsonder de voorpagina stond steevast ‘Redacteuren gezocht’ – zat hij nog stevig in het zadel, en was van plan dat zo te houden. Steeds als hij zichzelf erop betrapte cynisch te worden, beet hij op zijn lip. Waren ze in twintig jaar niet ver gekomen? Desalniettemin bleef het boek hem intrigeren. Zelf werd hij al jaren geplaagd door nachtmerries; de controle en vrijheid van een lucide droom leken hem benijdenswaardig. Daarnaast schiep hij ook plezier in de sardonische manier waarop de auteur de partij had afgeschilderd.

Hij kreeg een hevig verlangen om met Masja te praten. Ivan had haar een week geleden ontmoet, bij een tentoonstelling van socialistisch-realistische schilderkunst, ‘een emulatie op het thema van de Peredvizjniki’. De tentoonstelling werd geopend door een wat opgeblazen man van een jaar of vijftig, die sprak over de hoe de kunstzinnige dwalingen van de vroege revolutiejaren konden worden overwonnen door terug te grijpen op de Peredvizjniki. Zij hadden onder het juk van de tsaar zich op heroïsche wijze verzet tegen de burgerlijke esthetiek van hun tijd en het leed van het Russische volk onder de aandacht gebracht. ‘En de kunstenaars van nu tonen ons het einde van dit lijden’, zei het mannetje zelfvoldaan. Ivan verveelde zich, zijn blik gleed af naar de vrouw die drie rijen schuin voor hem zat. Ze hadden in de garderobe kort een blik uitgewisseld. Ze was knap, niet ouder dan vijfendertig. Haar ogen waren olijfdonker en ze had een lichtbruine huid. Dik zwart haar, dat tot haar schouders kwam, viel langs een eigenaardige moedervlek in haar nek, waarvan de vorm hem deed denken aan de Krim.

Hij liep haar weer tegen het lijf voor een schilderij van de bouw van een stuwdam. ‘Wat denkt u hiervan?’, vroeg ze met toegeknepen ogen. ‘Dit is de… toekomst’, antwoordde Ivan aarzelend. Ze deed een stap dichterbij en fluisterde in zijn oor: ‘Weet u, de kunst was beter toen de boeren nog ongelukkig waren. Herinnert u zich Ilja Repin?’ ‘Ja, de Wolgaslepers’, zei Ivan zacht, zonder afstand te nemen. ‘Zo voel ik me soms, met mijn patiënten’, zei ze met een wrange glimlach. ‘Als een groep horigen die een galei over de zandbanken van de Wolga sleept.’ ‘Uw patiënten?’ Ivan fronste. ‘Ik ben therapeut. Wat doet u?’ ‘Ik ben criticus.’ Ze keek geamuseerd. ‘U leeft op het randje’ – ‘Dat denkt u maar’. Ze liepen de rest van de schilderijen af en bleven praten tot de galerie sloot.

‘Zullen we de avond ergens anders voortzetten? Je bent goed gezelschap. Ik woon hier niet ver vandaan.’ Haar opgewektheid had iets aanstekelijks, Ivan voelde zich jong en besloot mee te gaan. ‘Dr. Maria S. Abramova’, las het bordje op de deur. Uit gewoonte liep hij na binnenkomst direct naar de boekenkast, terwijl zij hen beiden wijn inschonk. ‘Freud?’ zei hij verbaasd. ‘Niet schrikken, het is geen Trotski.’ Ze glimlachte. ‘Eigenlijk ben ik opgeleid in de psychoanalyse. Hoewel het tegenwoordig, wat zullen we zeggen, ‘uit de mode’ is, zijn veel van zijn ideeën origineel en bruikbaar. Literair bovendien.’ ‘Draait bij Freud niet alles om seks?’

Hij liep naar haar toe, nam het glas uit haar hand en zette het op de salontafel. Hij tastte haar lichaam af. Na een poosje duwde ze hem weg, stond op en liep naar haar bureau waar ze zich tegenaan zette, en uitdagend haar benen spreidde. Hij kwam van achteren, eerst zacht, daarna harder. Toen ze klaarkwam, drukte hij haar hoofd naar beneden, harder dan zijn bedoeling was. Haar gezicht kwam hard terecht op de typmachine die daar stond en haar neus begon te bloeden. Ivan schrok en stopte. ‘Ga door Vanja’, beet ze hem toe. Achteraf, beiden rokend op de sofa, zij met een zakdoek in haar neusgaten, konden ze erom lachen. Haar dossiers bevatten nog weken schilfers van geronnen bloed.

Ivan was verliefd. Twee dagen erna vreeën ze opnieuw. ‘Kun je me iets vertellen over lucide dromen?’, vroeg hij na een lange stilte. ‘Ja, hoewel ik er niet veel van weet. Volgens mij was het een Nederlander die het idee eens heeft uitgewerkt. Er zijn meerdere technieken die je kunt gebruiken om je dromen zelf te sturen. Zelf ben ik geen groot voorstander, dat wil zeggen, vanuit therapeutisch oogpunt. Je kunt dromen het beste analyseren als je er zelf niet teveel in mengt. Bovendien kan het bijzonder onaangenaam zijn.’ Ivan dacht aan twee recente dromen. In de ene beminde hij zijn vrouw terwijl Masja toekeek. Dit was opwindend en tegelijkertijd angstaanjagend. Hij kwam doodsbenauwd klaar. In de andere zat hij met Masja op een bankje aan de rivier, toen plotseling koude rillingen over zijn rug liepen en het voelde alsof iets het leven uit zijn hart en longen probeerde te knijpen. Hij zakte in elkaar en kwam bij in een ziekenhuisbed, met zijn minnares aan zijn zijde. Vera kwam binnen, haar blik verhardde toen ze Masja zag. Ivan keerde de twee vrouwen de rug toe en wenste dat het infarct hem gedood had. ‘Vanwaar je plotselinge interesse in dromen?’ Hij twijfelde en beet net iets te hard op zijn lip. In een opwelling besloot hij Masja te vertellen over het merkwaardige boek. ‘Dat zou ik ook wel eens willen lezen. Neem het een keer voor me mee.’ Hij voelde zich op een vreemde manier opgelucht. Niet alleen was er een loden last van zijn schouders gevallen, maar het onomkeerbare karakter van zijn bekentenis had iets geruststellends.

De regen was gestopt. Hij belde Masja. De telefoon ging over, maar niemand nam op. Zijn hart begon iets sneller te kloppen. Ivan hoorde een remmende auto en daarna slaande deuren, stappen van gestaalde laarzen op de trap. Hij drukte zijn sigaret uit, trok zijn jas aan en pakte zijn koffer die al een paar dagen klaarstond.


Volg Historische Verhalen dan op FacebookTwitter en Instagram,of schrijf je in voor de nieuwsbrief.