Sneeuw in Vietnam – door Anouk Bosch

2 november, 1966

Lieve moeder,

Vandaag is uw pakketje binnengekomen, en ik ben erg dankbaar voor de inhoud. Bijna alles is goed overgekomen, al zijn er wel wat koekjes verkruimeld.
We bewaken op dit moment een weg die veel door de Vietcong gebruikt wordt. De afgelopen dagen is het vrij rustig geweest, en hoewel dat door veel soldaten als een slecht voorteken wordt beschouwd, heb ik nu wel wat meer rond kunnen kijken. Mike, een jongen die hier al ruim een jaar is en net benoemd tot de sergeant van ons team, lachte me uit toen ik me hardop uitsprak over dat ik Vietnam best een mooi land vind. Ik heb hele stukken vlakke landbouwgrond gezien, maar tussendoor rijzen uit het niets reusachtige bergen op in sappig groen. De wolken jagen woest over de toppen heen en als de zon dan ook nog tussen de bewolking door begint te schijnen, lijkt het wel alsof ik in het paradijs ben beland. Ook heb ik vogels gezien in de gekste kleuren en het klimaat is ongelooflijk. Ik kan haast niet bevatten dat ik zo kort geleden nog sneeuw heb gevoeld. Heerlijke koude witte sneeuw, ik moet bekennen dat ik het enorm mis. Het is hier zo heet en vochtig dat het papier waarop ik u schrijf voelt als een lauwe vochtige theedoek.
Begin vorige week werden we voor een operatie ingevlogen met een helikopter. Terwijl we aan het dalen waren, werd er op ons geschoten. We konden niet goed zien waar het vandaan kwam. Ik heb me sterk gehouden natuurlijk, maar het was een stuk enger dan ik verwacht had. Praten over meevechten als je thuis zit, is toch wel iets heel anders dan echt midden in het geweld zitten. Eén van de jongens uit mijn tent is geraakt in zijn arm. We hebben gelukkig een goede dokter in het peloton die voor ons zorgt, dus hij is weer opgelapt. Ik ben trouwens nog niet één malariapil vergeten. Hopelijk bent u nu een beetje gerustgesteld.
Over een paar dagen gaan we diep de jungle in, en de officier liet gisteren doorschemeren dat hij een speciale taak voor me heeft! Hij zou er nog op terugkomen, zei hij. Ik ben nerveus, maar ergens ook opgewonden. Ik hoop dat ik papa trots zou hebben gemaakt door in zijn voetsporen te treden. De jongens die hier al langer zijn, lijken wat grimmig over het feit dat we binnenkort zo diep de bush in gaan. Ik weet nog niet helemaal wat ik ervan moet denken. Ik ben vooral benieuwd wat voor vogels en andere beesten ik daar tegen het lijf zal lopen.
Ik ga nu even afronden, want er ontstaat plotseling wat opschudding in het kamp, wat er meestal op duidt dat er wat moet gebeuren. Ik zal u snel weer schrijven.

Liefs,
Dean

 

‘Hé scharminkel!’ Dean keek op van zijn papier. Mike liep met grote passen op hem af en kauwde op iets wat pruimtabak leek. ‘De officier wil je spreken.’ Haastig grabbelde Dean zijn papieren bij elkaar en struikelde langs Mike, die hem neerbuigend nakeek. Een beetje verward wandelde Dean over het terrein. Hij was nog niet erg gewend aan de vrij uitgesproken rangorde waarbij de soldaten met de langste ervaring ook het meeste te zeggen hadden. Mike had Vietnam al een jaar overleefd, een feit waar hij graag en veel over praatte. In vergelijking tot hem was Dean een onervaren groentje. Toch viel het Dean op dat de andere ervaren soldaten minder de neiging hadden hem te kleineren.
Dean hield stil voor een grote tent. In zijn mijmering was hij het onderkomen van de officier haast voorbij gelopen. De flap voor de opening wapperde loom in een warme bries. Dean aarzelde even. Wat zou hij te horen krijgen? Nu moest hij niet twijfelen en het beste van zichzelf laten zien. Hij ademde diep in, rechtte zijn rug en liep met zijn blik strak vooruit naar binnen.
Een half uur later stapte Dean de tent uit, met een kronkelend gevoel in zijn buik van opwinding en angst. Door een wijziging van plannen, had de officier gezegd, trokken ze die middag al de bush in. Hij kon het haast niet geloven toen de officier hem vertelde dat hij een sleutelrol in deze operatie zou gaan spelen. Hij staarde met kloppend hart naar de rand van het bos, waarvan hij nu wist dat diep in het hart een geheim verscholen lag. Een tunnelstelsel van de Vietcong, nog niet zo lang geleden ontdekt door een ploeg verkenners. ‘Dapper en vastberaden’ had de officier Dean genoemd. Er gloeide een gevoel van triomf door zijn borst. ‘Je bent de ideale kandidaat om die smerige Vietcong op hun donder te geven in die vervloekte tunnels.’ De ideale kandidaat. Hij glimlachte breed en staarde naar de geelgrijze hemel.

Net toen Dean de brief van zijn moeder aanvulde met het laatste nieuws, werd hij opnieuw geroepen. Hij reageerde niet snel genoeg en voelde hoe een harde vuist hem tussen de ribben raakte. ‘Hé kippennek!’ Mike torende boven hem uit. Hij boog zich naar hem toe en vervolgde fluisterend: ‘Wat hoor ik? Heb jij een speciaal taakje gekregen? Een speciaal slappelingen-taakje voor kleine onderkruipsels zoals jij?’ Mike keek onuitstaanbaar zelfvoldaan. Dean kreeg een onaangenaam gevoel in zijn buik en probeerde Mike te negeren terwijl hij snel opstond en richting de rij liep voor malariapillen. Hij was zo te zien de laatste die nog moest. Eenmaal voorin de rij stond hij alleen. De dokter boog zich stilletjes naar hem toe. ‘Laat je niet teveel op je kop zitten door Mike Anderson.’ zei hij met een flauwe glimlach. ‘Ik mag het je eigenlijk niet vertellen, maar ik hoor van je collega’s dat hij vooral zo lang heeft overleefd door een grote lafbek te zijn.’ Dean grijnsde met hernieuwd zelfvertrouwen. Verderop hoorde hij Mike een marslied aanheffen.
‘Ik wil naar Vietnam om zo’n rooie
Vuile Vietcong te doden
Met een mes of met een spuit
Maakt geen sodemieter uit’

Het was gaan regenen en de lauwe druppels gleden van het gezicht van Dean, dat als enige niet ingepakt was. De tocht door de bush was begonnen. De grond voelde nat en kleiachtig en was bezaaid met bladeren waar een zoete geur van rotting uit walmde. Als een troep wolven bewoog de groep soldaten zich te voet door het woud, stil en op hun hoede, op Mike na die af en toe fluisterde dat ze dit hele woud het best gewoon onder een lading Agent Orange of napalm konden bedelven. Hoewel de jungle rustig leek, hing er een ongrijpbaar gevoel van drukkend gevaar in de lucht. Dean wist dat de Vietcong bedreven was in het onverwacht aanvallen vanuit het struikgewas. Razendsnel zouden ze zijn, en meedogenloos. Elk krakend takje wat versplinterde onder zijn laarzen zorgde voor een kleine, maar hevige paniekaanval in zijn borst. Het constante gedrup van dikke regendruppels die van de bladeren gleden hielpen ook niet mee. Soms dacht hij een dof geluid op te merken, maar al gauw realiseerde hij zich dat het bloed was wat door zijn oren gonsde. Plotseling merkte hij op dat Mike, die voor hem liep, zijn pas wat in was gaan houden. Al snel liepen ze dicht bij elkaar als staart van de groep. Mike keek over zijn schouder en fluisterde: ‘En? Begin je al de zenuwen te krijgen, slappeling?’ Dean voelde hoe zijn bloed begon te koken.
‘De commandant had me deze taak heus niet gegeven als hij geen vertrouwen in me…’.
‘De commandant heeft je deze taak gegeven,’ onderbrak Mike hem ‘omdat je als enige door die verdomde tunnel heen past.’ Dean stond stil en keek hem verbouwereerd aan.
‘Doorheen past?’ bazelde hij. Mike lachte honend.
‘Begint het te dagen? We hebben het al geprobeerd voor jij hier kwam, maar de tunnel wordt na een paar meter te smal voor vrijwel iedere man in ons team. Jij daarentegen,’ fluisterde Mike, en een sluwe grijns gleed over zijn gelaat,’ Jij kan met dat kippenborstje prima dat stelsel in. Je hebt het volmaakte postuur voor een tunnelrat.’

Veel te snel na deze onthulling stuitte het team op de ingang van het tunnelstelsel. Dean werd naar voren gehaald en uitgerust met een semiautomatisch pistool, een mes en een zaklamp. Met klamme handen nam hij zijn wapens aan. John, één van de oudere soldaten, klopte hem bemoedigend op de arm. ‘Mocht je daar beneden een wapen van de Sovjets tegen komen, gebruik die dan in plaats van je M1911. En vraag je moeder om voor de volgende ronde een ander wapen op te sturen.’ Dean knikte, en voelde zich enigszins gesterkt door het idee dat John blijkbaar dacht dat hij de tunnel levend uit zou komen voor een volgende ronde. Dean keek naar de hemel, die slecht zichtbaar was door het dichtbegroeide woud. Hij wist ineens zeker dat zijn vader trots op hem zou zijn. Hij stapte met geheven kin op Mike af en schudde hem de hand. ‘Tot straks, sergeant.’

Het voelde aangenaam koel onder de grond. Dean kon een stuk redelijk normaal lopen, maar stuitte al gauw op een flinke vernauwing. De tunnel leek op een onfortuinlijke manier verzakt, waardoor hij zich met wat moeite door een smalle opening moest wurmen. De ruimte achter de opening leek verlaten. Behoedzaam bewoog Dean zich door de tunnel, alert om bij het minste geluid zijn lichaam zo plat mogelijk tegen de kleiachtige grond te drukken. Plotseling voelde hij iets prikken in zijn nek. Met een ruk draaide er zich om. Er was niks te zien behalve complete en schijnbaar eindeloze duisternis. Hij scheen met zijn zaklamp, maar de ruimte achter hem bleek verlaten. Terwijl hij in het duister stond te turen, voelde hij opnieuw iets bewegen. Dit keer gebruikte hij de lamp om langs zijn nek te schrapen. Met een plof viel er iets op de grond. Wild liet Dean het licht onder zich schijnen. Een schorpioen kroop haastig weg uit de lichtstraal. Opgelucht haalde hij adem. Stom beest. Hij voelde zich even licht in het hoofd door de schrik en vervolgde daarna met een drafje zijn weg, bijna opgewekt over het feit dat hij zich zo op stang had laten jagen door een insect.
Hij zette een flinke stap en voelde hoe de stevige vertrouwde klei onder hem plotseling plaats maakte voor iets zachts zonder houvast. Zijn lichaam gleed weg en tegelijkertijd voelde hij een ondraaglijk stekende pijn die zich genadeloos door zijn lichaam boorde. Hij kon niks meer zien, hij wist niet waar het licht gebleven was en hoorde alleen zijn eigen stem die hol tegen de kleiwanden echoënde. Behalve pijn voelde hij ook een misselijkmakende warmte die zich over zijn buik en rug verspreidde, het zweet in zijn gezicht vermengde zich met tranen. Hij worstelde, maar de pijn werd sterker en hij had steeds minder kracht om te schreeuwen. Terwijl zijn hoofd langzaam begon te tollen en de vlekken voor zijn ogen zilveren lijntjes begonnen te krijgen, dacht hij stemmen te horen. Een vaag schijnsel aan het einde van de tunnel. Waren dat voetstappen? Hij sloot zijn ogen en opeens werd alles zo koel en wit en pluizig dat hij zou zweren dat het sneeuwde in Vietnam.

Volg Historische Verhalen dan op FacebookTwitter en Instagramof schrijf je in voor de nieuwsbrief.