Gods oordeel – door Key Tengeler

God spreekt boekdelen vandaag. Bijna letterlijk. Barabbas heeft alles genoteerd vanaf het moment dat hij werd vrijgelaten. En nu beklimt hij het spreekplatform. De houten verhoging kraakt geruststellend als hij erop stapt. God staat aan zijn zijde. Uit zijn tas grijpt hij een pamflet met de aankondiging van de kruisigingen vandaag. Hij wijst er dringend op en begint:

“Hoort mij aan! Mijn naam is Jezus Barabbas en ik zal u het ware verhaal vertellen, het eerlijke verhaal over de wereld, over Gods plan en over de lafaard Jezus Christus.”

Hij port zo nadrukkelijk op het pamflet dat hij er bijna doorheen prikt. Een man met een zwarte baard stopt. Hij kijkt naar Barabbas, wenkbrauwen gefronst. Nog drie mannen komen bij hem staan. Vanaf de houten verhoging kijkt Barabbas de mannen aan. Hij moet nu hun aandacht vasthouden. En er meer mensen bij betrekken. Hij verheft zijn stem, spreekt over de gonzende menigte:  “Ja, ik zei lafaard. Want deze man kwam niet op voor zijn volgelingen, noch voor het Joodse Volk.”

Duizend voeten doen het stof van de straten van Jeruzalem dansen in de namiddagzon. Elke pelgrim is op weg naar familie of vrienden, een plek om te overnachten tot Pesach. Lange, beige gewaden versmelten met de zandkleurige stad, maar de geur van versleten reizigers is onmiskenbaar. Nog een paar mannen en een vrouw blijven staan. Ze blokkeren de doorgang en de massa vertraagt. Er wordt wat geschreeuwd over ‘opschieten’, maar Barabbas grijpt zijn kans:

“Zoals u weet is Christus nu op weg naar Golgotha, de schedelplaats, waar hij zijn einde zal vinden aan het kruis. Zijn verdiende loon!”

Een stuk fruit vliegt rakelings langs zijn hoofd. Mensen lachen. De man met de zwarte baard loopt verder. Barabbas kijkt even schichtig om zich heen, op zoek naar de gooier. Waarom luisteren ze niet? Herkennen ze het Woord van God niet? Of stelt Hij me op de proef? Barabbas ziet de magere pelgrims aan zich voorbij trekken. Grauwe grimassen in stoffige straten. Ze zouden het zoveel beter kunnen hebben. De spreker haalt diep adem.“Het koninkrijk Gods is binnen handbereik! Ik ben Jezus Barabbas, zoon van mijn vader, leider van de Revolutionairen en uitverkoren om u te ontdoen van het juk van de Romeinse overheersing. Ik zal jullie leiden naar een zelfstandige staat, naar een Jeruzalem vrij van Romeinse invloed. Dat is wat het Joodse volk verdient. Dat is wat God wil. Zijn koninkrijk is hier, we hoeven het alleen maar te grijpen!”

Geen stuk fruit. Meer gezichten draaien zijn kant op. Een zweetdruppel glijdt langs Barabbas’ slaap. Hij schraapt zijn keel. Nu of nooit. “Jezus Christus was een oplichter. Een kwakzalver. En ik zal u vertellen waarom u niet bedroefd hoeft te zijn over zijn sterven. Ik zal u vertellen waarom u zijn gekruisigde lichaam niet hoeft te betreuren.”

Er komt weer langzaam beweging in de menigte.  Slechts een enkeling blijft staan, maar die wordt tegen de voet van de verhoging gedrukt. Barabbas verplaatst zijn gewicht van de ene op de andere voet. Ik raak ze kwijt. Hij stampt op de houten vlonders en verheft zijn stem nog eens: “De Romeinen zijn slecht. Het enige goede dat ze gedaan hebben, is Christus veroordelen. Ik zal de strijd leiden. God heeft een plan en God laat zijn uitverkoren volk niet in de steek. Laat u niet…”

Een hard, schrapend geluid gevolgd door doffe bonzen onderbreekt zijn speech. Een straathoek van Barabbas verwijderd, duiken mensen uiteen. Een grote voedselkar is omgevallen en de waren liggen verspreid over de straat. Een paar mensen in versleten kleding pakken wat ze te pakken kunnen krijgen, terwijl verkopers ze met stokken proberen weg te jagen. De weg is versperd en de menigte voor Barabbas kan alleen maar wachten.

De spreker kijkt op naar de hemel. God is met mij. Een euforische rust maakt zich van hem meester. Dan slaakt hij een theatrale  kreet van ontzetting. De voorstelling is begonnen. “Ziet u wat er gebeurt? Ziet u hoe eerlijke verkopers moeten vechten voor hun waren? Ziet u de uitgemergelde gezichten van degenen die zich verlagen tot diefstal om te overleven?

Zij vrezen het oordeel van God minder dan de hongerdood van hun kinderen. Welke wanhoop is daarvoor nodig? Ik zal het u vertellen: de wanhoop van een groeiende groep armen, onderdrukt door een wrede overheerser. De wanhoop van Joodse burgers die verlangen naar de gouden tijden van het onafhankelijke Joodse koninkrijk, vrij van het Romeinse juk.

Kijk om u heen. Hoeveel arme mensen ziet u? Hoeveel bedelaars? Kijk naar uzelf. Hoe vaak kunt u uw kinderen niet voeden? Hoe vaak werkt u van zonsopgang tot zonsondergang voor een broodkruimel per dag? Kijk om u heen en denk aan de verhalen van uw vaders, en van uw vaders vaders. Spraken zij van armoede? Spraken zij van fruitverkopers die moesten vechten voor hun waren? Nee. Ze spraken van gouden tijden. Ze mijmerden weg bij de weelde van hun jeugd.

Kijk om u heen. Wat is er anders dan toen? Welke vreemdelingen hebben hun intrede gedaan? Wie patrouilleren door de straten met hun glanzende pantsers en goedgevulde buiken? Kijk om u heen en u ziet de rijke Romein naast de arme Jood.

De Romeinen hebben onze handel aan banden gelegd en ons gedegradeerd tot tweederangs burgers. Ze hebben met onze vrijheid ook onze welvaart afgenomen. Toen we nog een zelfstandige staat hadden, ging het goed. Onze ouderen hoefden niet te bedelen bij kinderen die zelf niet rond konden komen. Er werden geen Joodse kinderen verkocht op de slavenmarkt. U ziet het zelf: we zijn verslonsd van het uitvolkoren volk naar een plompverloren volk.“

De kar staat weer op zijn plek, de verkopers hebben hun posities weer ingenomen. Maar de menigte blijft staan. Velen knikken heftig en soms joelen er een paar om hun goedkeuring te laten blijken. Er komen steeds meer mensen aanlopen, nieuwsgierig naar wat er aan de hand is. Lichamen strekken zich uit om naar Barabbas te kijken en duwen hun buren naar voren. De luisteraars van het eerste uur moeten zich schrap zetten tegen de verhoging om niet platgedrukt te worden. Barabbas ziet ook de man met de zwarte baard weer aansluiten. Hij glimlacht. De man heeft blijkbaar het licht gezien. Barabbas  zwaait naar hem en naar de hele menigte in een verontschuldigend gebaar. “Maar ik heb u beloofd te vertellen over het laffe leven van Jezus Christus. En ik zál u vertellen hoe de grootste verrader van zijn eigen cultuur nu het einde vindt, veroordeeld door zijn eigen maatjes.

Over zijn algehele hielenlikkerij, mooie verhaaltjes met quasi diepe betekenis en vooropgezette nephelingen ga ik het niet eens hebben. Het gaat mij om iets veel belangrijkers: de verloochening van onze Joodse cultuur! Want Christus heeft duidelijk de Thorah niet bestudeerd. Hij is net zo Grieks en Romeins als onze zogenaamde geestelijke leiders, de priesters van de tempel. Deze slaven van het regime zitten alleen maar te verdampen in hun baden, organiseren blasfemische, bloedige dierenspelen en smeren zich in met olie om naakt te sporten! Christus hoort net zo goed in dat rijtje thuis met zijn symposia. Wijsheden prediken tijdens het diner mag verheven klinken, maar in feite is dit slechts een Grieks excuus om te zuipen tot elk woord dat je lippen verlaat diepzinnig klinkt.

En wat wilde hij nou eigenlijk? Wat beloofde hij? Het Koninkrijk Gods, mysterieus en ver in de toekomst? Een paradijs als we onze wangen kapot lieten slaan door de Romeinse zweep van onrecht? Christus had het mis. Het Koninkrijk Gods, dat is hier, en het ligt voor het grijpen. Als Christus echt iets voor zijn volgers had willen doen, dan had hij zijn verraad niet zwijgzaam ondergaan, dan had hij gevochten! We moeten niet wachten tot God ons het Heilige Land in de schoot werpt, we moeten ervoor werken. We moeten ervoor lijden. We worden op de proef gesteld en op dit moment is God teleurgesteld. Hij ziet zijn uitverkoren volk zich als makke lammetjes vormen naar de wetten van de heidenen. En wat deed Christus? Niets.

Maar hij is zo tolerant,’ zegt de een. ‘En iedereen mag meedoen,’ zegt de ander. Wat zijn dat voor een loze kreten? Natuurlijk mag iedereen meedoen die bij het uitverkoren volk hoort. Iedereen moet helpen bij het verdrijven van de bezetter. En tolerantie? Waar heeft dat ons gebracht? Waar heeft dat Christus gebracht? Pas toen hij zijn tolerantie verloor, tóén bereikte hij iets. Toen hij de markt verstoorde in de tempel, tóén maakte hij een aanklacht. Tóén liet hij weten dat het godslastering is om je waren aan te prijzen op heilige grond.

Het beste wat Christus heeft bereikt, is veroordeeld worden tot kruisiging. God heeft hiermee eindelijk kunnen laten zien dat Christus niet de Messias was. Want wie werd er vrijgelaten door Pilatus? Wie kreeg een pardon voor zijn veronderstelde misdaden, namelijk het bestrijden van de bezetter? Wie is door God uitgekozen om het werk voort te zetten? Niet Christus. Nee, ik, Jezus Barabbas, ben vrijgelaten. Ik kreeg Gods zegen voor de strijd tegen de Romeinen. En ik ben uitverkoren om Gods plan te voltooien.

En voor dit teken ben ik Christus dankbaar. Voor deze opoffering, zij het onvrijwillig, verdient hij een laatste eer. Ondanks alles, hoop ik dat God hem hiervoor een plaats in zijn Paradijs biedt. Daarom zal ik nu naar de Golgotha vertrekken, om God via het lichaam van Christus te bedanken. Volg mij en we starten de verwezenlijking van het Koninkrijk Gods vandaag nog!”

Barabbas treedt van het platform onder luid gejuich. Zeker honderd omstanders hadden zich rond hem verzameld en nu richtten ze hun handen naar de hemel of sloegen ze ineen in gebed. Anderen probeerden zich naar voren te dringen om hem aan te raken. Barabbas maande tot kalmte. Hij was euforisch en wilde dansen en schreeuwen en springen, maar hij hield zich in. Hij was nu de uitverkorene van God en hij diende zich zo te gedragen. Plechtig maar toegankelijk. Hij hield zijn schreeuwende hart in bedwang en sprak rustig: “Laten we in stilte vertrekken, ons hoofd bij God en ons hart bij ons volk.”

Een groep vogels vliegt op als de menigte bij het kruis van Christus aankomt. Er is verder niemand meer. De toeschouwers van de kruisiging en de autoriteiten zijn al verdwenen. Christus hangt levenloos aan zijn spijkers. Een briesje brengt de geur van oudere veroordeelden. Barabbas kijkt op naar Christus. Ze hebben hem flink toegetakeld. Zijn lichaam is besmeurd met zijn eigen bloed, scherp aftekenend tegen zijn blekende huid. De dood heeft zijn laatste grimas vastgelegd. Enkele druppels glijden nog van zijn tenen.

Barabbas knielt neer en de menigte volgt zijn voorbeeld. “Here God, zegen deze man wiens dood ons de ware Messias heeft gewezen en bied hem een plek aan Uw zijde om vandaar te zien hoe het Joodse volk zich wreekt op zijn overheerser en het Koninkrijk Gods vestigt in Uw naam. Amen.”
“Amen,”  mompelen zijn volgers. Barabbas staat op en kijkt de mensen rond. Verwachtingsvol kijken ze terug naar hun verlosser.
“Ik ga nu,” zegt hij ten slotte, “Ik ga in het omliggende land meer supporters en materialen verzamelen voor de revolutie. In de stad val ik te veel op. De Romeinen hebben hun oog nog op mij, zo vlak na mijn vrijlating. Jullie moeten het woord verspreiden. Over drie dagen zal ik terugkomen en dan zullen we de Romeinen verdrijven. Met zijn allen kunnen we de bezetters verjagen.”

Zijn volgelingen knikken, begrijpend maar toch licht teleurgesteld dat de Messias hen nu al ging verlaten. Iemand stapt uit de menigte naar voren. “Laat mij meegaan. Ik kan u helpen. Ik heb connecties.”

Het is de man met de zwarte baard. Anderen in de menigte mompelen instemmend en enkelen stappen ook naar voren, maar Barabbas houdt zijn hand op en de mensen bedaren. Hij richt zich tot de man met de zwarte baard. “Beste man, wat is je naam?”
“Jozef van Arimathea.”
“Jozef, bedankt voor het aanbod, maar dit moet ik doen met slechts God aan mijn zijde.” Barabbas kijkt nog eens op naar het lichaam van Christus. Dit lot verdient zelfs hij niet. “Maar je kunt wel helpen. Haal Christus van het kruis en zorg dat hij een goede begrafenis krijgt. God zal je belonen.”

“Natuurlijk, Barabbas. En ga met God.”

 

Historische Achtergrond

We kennen Jezus Barabbas allemaal als de misdadiger die door Pontius Pilatus werd vrijgelaten in plaats van Jezus van Nazareth. Volgens de gospels van Mattheüs, Johannes, Lucas en Marcus bestond er in Judea het gebruik om tijdens Pesach een veroordeelde vrij te spreken. Het volk mocht bepalen wie dat zou worden. De strijd ging dit keer tussen Jezus van Nazareth en Jezus Barabbas. Het volk riep: ‘Geef ons Barabbas!’ en Pilatus voldeed schoorvoetend aan dit verzoek.

Barabbas is Aramees voor ‘zoon van de vader’, een beschrijving die Christus ook vaak krijgt. Er gaan verschillende theorieën de ronde over wie Barabbas was en een populaire theorie is dat hij een revolutionair was. Hij zou hebben gestreden voor een Judea dat onafhankelijk was van Rome, met een betere ondersteuning van de lagere sociale klassen. Over de historische Jezus van Nazareth gaan dezelfde theorieën de ronde. In Mattheüs 19:24, zegt hij bijvoorbeeld: ‘Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van de naald te kruipen dan voor een rijke om het Koninkrijk Gods te betreden.’ Wat nou als deze overeenkomsten geen toeval zijn? Stel dat de personages van Barabbas en Christus in de loop van de geschiedenis door elkaar zijn gehaald. Dit zou allerlei mysteries ophelderen rondom Jezus’ wederopstanding. Kwam Christus na drie dagen terug of was het Barabbas? Waren het Christus’ volgelingen die het Woord van God verder verspreidden of waren het die van Barabbas? Voer Jezus inderdaad als Christus op naar de hemel of leefde hij als Barabbas verder met Maria Magdalena aan zijn zijde? Gods Oordeel is ontstaan uit deze gedachte.

Zoals in elk geloof heersten ook in het jodendom van het antieke Judea verschillende ideeën over hoe men het geloof het beste belijdde. Hierin zag je bijvoorbeeld verschillen tussen de Joodse elite en de ‘gewone Jood’. De elite, waaronder de priesters, was doorgaans meer gericht op de internationale Hellenistische cultuur: dit betekende een dominantie van de Griekse taal en een bepaalde manier van leven. Hierbij hoorde naakt sporten in het gymnasium, naar het theater gaan en symposia houden. Jezus’ laatste avondmaal heeft veel gemeen met zo’n symposium, een diner met voldoende drank en intellectuele gesprekken.

De gewone Jood was in het algemeen wat traditioneler. Barabbas komt in het verhaal voor deze conservatieve groep op. Hij maakt zich zorgen om een verloedering van de Joodse cultuur en wijst naar vroeger tijden waarin het geloof nog serieus werd beleden. Bovendien waren de Joden met de komst van de Romeinen letterlijk gedegradeerd tot tweederangs burgers. De elite kon misschien Romeins burgerschap krijgen, maar het grootste deel van het volk niet. De angst voor het verlies van je cultuur en de gedachte dat vroeger alles beter was, is van alle tijden.

Jozef van Arimathea, de man aan het einde van het verhaal, is een historisch figuur. Hij was degene die Pontius Pilatus vroeg of hij Christus mocht begraven. Hij kreeg toestemming en hij zorgde ervoor dat Jezus’ lichaam niet ten prooi kon vallen aan aaseters.

Meer lezen?

Als je precies wilt weten hoe de evangelisten Barabbas en de laatste dagen van Jezus van Nazareth beschrijven, kan het natuurlijk geen kwaad de Bijbel eens op te pakken.

Wil je meer weten over de ontwikkeling van het jodendom zij aan zij met het christendom? Dan kan ik The Jews of Medieval Western Christendom 1000-1500 van Robert Chazan aanraden.

 

Dit is een voorpublicatie uit de Oudheidbundel, welke op 15 juni verschijnt. Op de hoogte blijven? Volg Historische Verhalen dan op FacebookTwitter en Instagramof schrijf je in voor de nieuwsbrief.