Op de klei – Noordoostpolder, 1944 – door Anton Hoexum

De soep stond op, de kamer was aan kant. De mannen zouden weldra van de gronden komen. Anna veegde een krul uit haar gezicht en maakte haar schort los. Moeder lag te rusten. Ze zou het vast niet erg vinden als Anna even naar buiten ging. Stilletjes deed ze haar rubberen laarzen en haar mantel aan.

Het waaide hard, zoals altijd. De geur van doorweekte, zilte klei, die overal in doordrong, rook ze al bijna niet meer. Wel rook ze de weeë etensluchten die opstegen uit de kantine – een groot woord voor de houten schuur, die kraakte en kreunde in de wind. En ze rook de penetrante lucht van de latrines, zelfs aan deze kant van het kamp. Ze liep de andere kant uit, tussen de arbeidersbarakken door, naar de gronden.

Waar de klei begon, stopte ze. De ijzige wind rukte aan haar haren en haar mantel terwijl ze uitkeek over de eindeloze vlakte van de nieuwe polder. Er was niets dat de leegte doorbrak, geen boom, geen huis, niets. Alleen maar zwartgrijze klei, voor zo ver haar blik reikte. Ze dacht aan Peter met zijn bruine ogen. Peter, die hier niet mocht zijn.

Hij ging elke dag mee met de arbeiders naar de gronden en werkte volgens vader harder dan ieder ander. Maar hij was niet geregistreerd en op zijn persoonsbewijs stond een grote J. Vader had een oogje toegeknepen, zoals hij al zo vaak gedaan had. Polderwerkers vielen immers niet onder de Arbeitseinsatz. Vanochtend had Anna de kampkok horen mopperen: ‘Hoe moet ik tweehonderd koppen voeden met voer voor honderdtachtig?’

Zag ze daar de mannen komen? Anna’s ogen traanden in de wind. De invallende schemering maakte het moeilijk om iets te zien. De grauwe lucht en de kleivlakte liepen bijna zonder onderbreking in elkaar over. Toen zag ze het flauwe licht van olielantaarns aan de horizon. Ze maakte een sprongetje en rende terug naar de huis.
‘Moeder, ze komen eraan!’ Moeder stond in de soep te roeren.
‘Anna Menkema, doe de deur toe. Met jou hebben we al genoeg storm in huis.’ Maar Anna omhelsde eerst haar moeder en drukte een zoen op haar wang, voordat ze de deur sloot.
‘Mag Peter bij ons eten, moeder? Alstublieft?’ Moeders gezicht betrok.
‘Je weet hoe gevaarlijk dat is, Anna. Als we een inval krijgen en Peter is hier, dan is hij niet de enige met een probleem.’Anna voelde hoe haar wangen kleurden. Ze probeerde haar stem rustig te houden terwijl ze haar mantel losknoopte.
‘Als we een inval krijgen, heeft iedereen hier een probleem. U weet toch wel hoe ze de polder ook wel noemen? Het Nederlands Onderduikers Paradijs! Vader weet er ook alles van. En trouwens, we hebben nog nooit een inval gehad.’Moeder slaakte een diepe zucht. Ze deed het deksel op de pan en ging op een van de stoelen bij de keukentafel zitten.
‘Je vader is mij soms te roekeloos, Anna. En jij ook. De Duitsers zijn sluwer dan jullie beiden denken. Die weten heus wel dat hier onderduikers zitten. En dat er wapens gedropt worden. Nog geen twee weken geleden hebben ze bij Marknesse meer dan honderd mannen uit de polder gehaald. Peter is een lieve jongen, maar hij hoort hier niet. Zelfs als hij een gewone Hollandse arbeider was …’ Nu kon Anna haar boosheid echt niet bedwingen.
‘Hij hoort hier niet? Moeder, hoe durft u dat te zeggen? Peter kan er niets aan doen dat hij Joods is. Hij heeft –’ Ze werd onderbroken door twee harde bonzen op de deur, gevolgd door een barse stem.
Aufmachen! Sofort!’ Moeder sloeg een hand voor haar mond.
Anna keek haar aan en nam een vliegensvlug besluit. Ze fluisterde: ‘Ik ga de mannen waarschuwen. Ze zijn nog ver weg, op het pad. Probeer wat tijd te winnen.’

Moeder zette grote ogen op en leek te willen protesteren, maar Anna glipte snel weg door de achterdeur, blij dat ze haar laarzen en haar mantel nog niet had uitgedaan. Staand in het schemerduister hoorde ze hoe haar moeder de voordeur opende. Het geluid van zware laarzen klonk op de houten vloer. Dezelfde stem sprak weer.

Ich muss sofort mit dem Lagerführer reden, Herr Menkema. Wo ist er?

Blijkbaar hadden de Duitsers de terugkerende mannen nog niet gezien. Dat was een meevaller. Ze wachtte het antwoord van haar moeder niet af en rende langs de buitenkant van het kamp naar het polderpad.

Toen Anna het kamp achter zich had gelaten, was het al zo donker dat ze bijna niet meer kon zien waar ze haar voeten zette. De zware klei zoog aan haar laarzen en een paar keer dreigde ze te blijven steken. Even had ze spijt dat ze geen lamp had meegenomen, maar toen bedacht ze zich dat ze dan ze veel te zichtbaar zou zijn geweest. Ze gebruikte de lichtjes van de stoet mannen als baken en baande zich, zo goed en kwaad als het ging, een weg door de duisternis, biddend dat de Duitsers het flakkerende schijnsel niet zouden zien vanuit het kamp.

Toen ze eindelijk, het leek wel uren later, binnen gehoorsafstand van de mannen was, riep ze: ‘Lichten uit, lichten uit! Er zijn Duitsers in het kamp!’
Anna? Ben jij dat?’
Bij het horen van de stem die ze zo goed kende, begon Anna te rennen. Het licht van de lantaarns was net voldoende om het rijzige silhouet van haar vader in zijn loden jas te herkennen. Hij liep aan het hoofd van de stoet, zoals ze had gehoopt. Ze rende het laatste stukje en viel hem in zijn armen. Vader ving haar op en hield haar stevig vast. Even genoot ze van zijn vertrouwde geur. Toen maakte ze zich los uit zijn omhelzing.
‘Vader, er is een inval! Duitsers! Ze willen u spreken.’
Ze hoorde mannen vloeken en keek om zich heen. Grimmige, vermoeide gezichten, besmeurd met klei, staarden haar aan.
‘De Amerikanen liggen voor Arnhem. Ik ga echt niet mee naar Moffrika.’ Anna zag niet wie er sprak. Andere stemmen vielen de spreker bij, maar haar vader nam het woord.
‘Horen jullie mijn dochter niet? Lichten uit! Nu!’

Een voor een werden de lantaarns gedoofd. Het enige zichtbare licht kwam nu nog van het kamp, een paar kilometer verderop. Vader legde zijn hand op Anna’s schouder terwijl hij sprak.
‘Mannen, luister. Ze zijn op zoek naar onderduikers. Wie niet is ondergedoken, heeft niets te vrezen.’
‘O nee? Hoe zit het dan met die dropping bij de Espelerbocht, Menkema? Misschien hebben ze daar wel lucht van gekregen.’ De stem klonk rauw in de duisternis. Anna voelde hoe haar vader verstrakte.
‘Die wapens zijn daar al lang niet meer, en jij bent een dwaas met een veel te grote mond, Wolters.’ Een schampere grom van Wolters was zijn antwoord. Vader ging verder.
‘Ik stel voor dat we de onderduikers een extra jas en een schop meegeven, en wat we nog over hebben aan voedsel. Ze kunnen zich ingraven en verbergen op de klei. Het is bitter koud, maar ik zie geen andere mogelijkheid. Het kamp is nu niet veilig en de Duitsers zullen zeker alle schuren en barakken in de polder doorzoeken. We steken drie rode vuurpijlen af zodra de kust weer veilig is.’

Zijn voorstel werd met instemmend gemompel begroet. De mannen zochten elkaar op en wisselden in het donker spullen uit. De schrik sloeg Anna om het hart toen ze besefte dat Peter de nacht op de klei zou moeten doorbrengen. Waar was hij eigenlijk?
‘Peter? Peter, ben je daar?’ Haar stem sloeg bijna over. Vader begon iets te zeggen, maar ze luisterde niet, want ze hoorde Peters diepe tenor.
‘Ik ben hier, Anna.’ Toen stond hij naast haar en alles was goed, behalve dat Anna’s benen opeens in rubber veranderden. Peter voelde het gebeuren en ving haar op voordat ze kon vallen. Ze klampte zich aan hem vast alsof ze dreigde te verdrinken.
‘Peter, ik ben zo bang.’
‘Alles komt goed, Anna. Ik weet het zeker. Dankzij jou.’ Haar ogen begonnen te wennen aan de duisternis en ze kon zien dat hij glimlachte. Maar zijn stem trilde.
‘Heb je wat te eten? Zul je niet bevriezen?’
Zijn antwoord werd onderbroken door de dringende stem van haar vader.
‘Anna. We moeten gaan, voordat de Duitsers het polderpad gaan afzoeken.’
Maar ze wilde Peter nog even niet laten gaan. In een opwelling drukte ze een zoen op zijn lippen. Hun eerste zoen, onder de ogen van vader! Het kon haar niets schelen.
‘Als je weer terug bent in het kamp, gaan we samen een dagje naar Kampen, goed?’
‘Daar houd ik je aan, Anna. Ik wacht op de rode vuurpijlen.’

Peter liet haar los. Hij draaide zich om en liep de duisternis in.

 

Volg Historische Verhalen dan op FacebookTwitter en Instagramof schrijf je in voor de nieuwsbrief.

Afbeelding social media: http://www.anp-archief.nl/page/87755/nl