Schitterende partij – door Paul Christiaan Smis

Haarlem, 19 december 1897

Nagels zijn fascinerend. Soms zijn ze hard en scherp, dan weer zijn ze zacht en spiegelen ze het gevoel. Als ze lang zijn kunnen ze lieflijk tikken op de ivoren toetsen van de piano, of krasjes maken in de huid van een geliefde. De nagels van Mieke boorden zich met kracht in haar handpalmen, zo hard dat er gleufjes ontstonden in haar vel.
‘En je gaat niet!’ bulderde Karel. De oude ritmeester schreeuwde zo hard dat zijn dochter door het geluid achteruitdeinsde. De chique salon van het herenhuis aan het Haarlemse Prinsenbolwerk leek bijna te klein voor zoveel herrie.
Karel had gedurende tientallen jaren de huzaren van het derde regiment gecommandeerd. Toen hij – met de rang van majoor – het leger had verlaten, lonkte hem een onbezorgde oude dag. Zittend in zijn luie stoel en tegen de wereld geborgd door zijn Opregte Haarlemsche Courant, bezag Karel de kleur van zijn leven. Er maakte zich dan een warm gevoel van hem meester. Een geslaagde carrière, een fortuin op de bank, een reputatie om u tegen te zeggen, een gezeglijke vrouw en een dochter met kunstzinnige aanleg. Het kon slechter, zo stelde hij tevreden vast. Met zijn Hermina hoopte Karel rustig en gelukkig oud te worden en voor zijn dochter Mieke zou hij op zoek gaan naar een schitterende partij. Een van die knullen uit de familie Teding van Berkhout, dat leek hem wel wat. Hoewel hij die droom nog wel aan dochterlief moest voorleggen.
Maar hoe durfde Mieke hem deze middag zo tegen te spreken! Was er ooit een huzaar geweest die tegen hem had gezegd: ‘Ik doe het lekker toch’? Nee, natuurlijk niet.En dan zou zo’n blaag, zo’n snotneus van maar net zeventien lentes nu zijn autoriteit als vader betwisten?
Het waren die vervloekte moderne ideeën, Karel wist het zeker. Nog geen twintig jaar geleden was dat mens, Aletta Jacobs, afgestudeerd als arts. Daar had men van opgekeken. Niet iedereen had staan juichen, maar de gedachte dat een vrouw haar eigen leven kon en mocht bepalen, had zich daarna net zo snel verspreid als een rel in een volkswijk. ‘Waar moet dat heen?’ zo had Karel zich afgevraagd. ‘Waar moet dat heen als iedereen maar aan een universiteit mag studeren? En dan nog wel een vrouw? Een kunstzinnige opleiding, zoals Mieke die volgde, dat moest toch volstaan? Een meisje uit een patriciërsfamilie had – behalve een zedig voorkomen en een onberispelijke reputatie – verder niets nodig om interessant te zijn.’
Als Karel vanachter zijn krant zijn overdenkingen deelde met Hermina, had die met een bekommerd gezicht geknikt. En als hij dan op dreef raakte over de altijd maar veranderende zeden, had ze gezucht en opgemerkt dat zoiets in hun familie gelukkig niet voorkwam. Daarna vroeg ze op sederende toon of hij misschien nog een kopje thee wilde. Dat was lief van haar. Ze wist dat Karel zich een beetje moest inhouden. De dokter – gelukkig een man – had haar verzekerd dat de ritmeester honderd jaar oud kon worden, als hij de kalmte maar bewaarde. ‘Zijn karakter is van ijzer, maar zijn hart is van peperkoek,’ had de arts na een van zijn visites lachend opgemerkt.

Karel greep de leuningen van zijn stoel vast en draaide zich naar zijn vrouw, die in een hoek van de salon zat te borduren. ‘Hermien, zeg jij nou ook eens wat. Dat kind wil naar Duitsland, naar de Pruis, alleen maar omdat Aletta Jacobs heeft gezegd dat dat mag. Ze wil bij ons weg, godverdomme!’
Hermina boog zich nog dieper over haar handwerk. Bijna onverstaanbaar kwamen de woorden uit haar mond: ‘Kind, luister naar je vader. Je kunt niet verkeren met een jongen uit een volkswijk, ook al vind je hem nog zo lief.’
Mieke keek haar verbaasd aan. ‘Maar hij zingt prachtig! U wilt hem niet ontvangen en daarom heeft u hem nog nooit gehoord, maar echt hij…’
Karel stak zijn hand op en schudde krachtig zijn hoofd. De punten van de gekrulde snor schommelden heen en weer. ‘Ik verbied het en daarmee uit!’
Mieke deed een paar stappen naar haar vader toe, haar ogen glinsterden vochtig. Die grote grijze ogen waarin Karel – als hij in een betere bui was – kon verdrinken van vaderliefde. Ze stak haar armen naar hem uit. ‘Papa?’
Op iedere andere middag en bij elk ander onderwerp zou Karel direct zijn bezweken voor de charmes van zijn dochter. Zelfs nu smolt hij bijna voor haar, zoals ze daar stond te stampvoeten in haar mosgroene jurk van bouclézijde. Maar het was geen andere middag en het onderwerp lag de ritmeester zwaar op de maag.
Mieke, zijn Mieke, die het zo geweldig deed bij haar pianostudie aan het conservatorium. Zijn lieveling, die zo innemend kon glimlachen tijdens een soirée dansante. – Oh ja, jongens van Teding van Berkhout, pas maar op! – Diezelfde Mieke wilde haar toekomst te grabbel gooien. Niet alleen haar eigen goede naam was in het geding, ook de faam en glorie van het huis Zegers Veeckens, Karels familie. En niet te vergeten de uitstekende reputatie van de Fiers Smedings, uit welk geslacht zijn echtgenote Hermina stamde.
Waar hun dochter die vent vandaan had gehaald was Karel niet helemaal duidelijk, maar op een dag kwam Mieke thuis met blossen van opwinding op haar wangen. Er was een jongeman, een operazanger, die zo geweldig mooi kon zingen en die zo allerliefst uit zijn ogen keek en die zo… Karel werd wee als hij aan de gevaren dacht die zijn dochter bedreigden.
Toen de bezorgde vader had doorgevraagd, bleek Hendrik – zo heette de kwibus – maar liefst zeven jaar ouder te zijn dan Mieke. Dat was echter nog het minste bezwaar. Hij stamde uit een geslacht van plebejers, pakhuisknechten, handwerkslieden en ander ongeregeld volk. Zijn ouders hadden het zelfs bestaan te bezwijken aan zoiets goedkoops als de tering, zodat Hendrik jarenlang had doorgebracht in een weeshuis. Een weeshuis!
Moeder Hermina legde haar borduurlap opzij en stond op. ‘Wie wil er nog thee?’ probeerde ze. Ze nam de zilveren tafelbel op en klingelde de dreigende atmosfeer aan scherven. Te laat bedacht ze dat ze de meid die middag vrijaf had gegeven. Er kwam niemand en de geladen stemming won weer aan kracht.
Mieke, die inzag dat ze haar vader vandaag niet met vochtige ogen en natte wangen kon betoveren, veranderde haar aanpak. Ze draaide zich om naar moeder, liep met ruisende rokken naar haar toe en nam Hermina glimlachend de tafelbel uit handen. Voorzichtig zette ze het klingelding terug op het bijzettafeltje. ‘Maar mama, u zult me hier toch niet vastbinden? Ik hou van Hendrik en hij houdt van mij, ik wil met hem trouwen.’ Ze wachtte moeders weerwoord niet af. Ze klapte in haar handen, sloeg haar ogen op en tjilpte: ‘En dan gaan we samen op tournee naar Duitsland: Schwerin, Rostock, Danzig! Oh mama! Ziet u de zalen voor u, helder verlicht met van die moderne elektrische kandelaars? Hoort u niet hoe onder mijn handen de mazurka’s van Chopin op de concertvleugel tot leven komen? Ziet u niet hoe warm en emotioneel mijn Hendrik de Erlkönigvan Schubert staat te zingen?’
Hermina kreeg een vastberaden trek om de mond. ‘Lieverd, heb ik je het verhaal van je overgrootvader Floris Pieter weleens verteld? Hij draaide zijn echtgenote – je overgrootmoeder – een rad voor ogen. Hij verspilde bijna het hele familiekapitaal. Uiteindelijk ging hij ervandoor en liet zijn vrouw en kinderen verbijsterd achter. En die man was van goeden huize, niet eens een arbeider zoals die Hendrik van jou.’
‘Mijn Hendrik zou zoiets nooit doen. U kent hem helemaal niet. U oordeelt over arbeiders alsof u ooit met die mensen bent omgegaan. U weet helemaal niet…’
‘Maar liefje, ik hoef niets te weten van arbeiders. Iedereen weet toch hoe ze zijn. Althans iedereen in onze kringen.’
‘Onze kringen, ónze kringen?’ Mieke zette haar handen op haar heupen, ‘Mijn kringen zijn het in elk geval niet meer. Domela Nieuwenhuis heeft gelijk: “Geld en status gaan boven het goede, mooie en ware.”’
‘En wat bedoelt die man daarmee? Over wie heeft hij het eigenlijk?’
‘Hendrik natuurlijk! Hij is een hardwerkende man, die heus niet minder is dan zo’n overheersende en onderdrukkende patriciër.’
‘En wie bedoel jij daar dan weer mee?’
‘Nou, u bijvoorbeeld!’
‘Mieke, houd je mond! Je hebt het nog altijd tegen je moeder.’ Karel was zo snel uit zijn stoel overeind gekomen dat hij een kistje sigaren, dat op de tafel voor hem stond, omstootte. De tabakswaren van Hajenius rolden over het tafelkleed. Terwijl hij de sigaren weer in het kistje frommelde, keek Karel zijn dochter verontwaardigd aan. Zijn snorpunten trilden nu mee op het vibrato van zijn donderende stem. ‘Zo te horen ben je in Amsterdam vergiftigd met de waanideeën van die Domela Nieuwenhuis, die verrader van zijn eigen stand, die nestbevuiler, die tuchthuisboef!’
‘Karel toch, manieren!’ Hermina kreeg bijna een vapeur van ontzetting en was weer gaan zitten. ‘Je dochter staat erbij. Wat is dat nu voor een voorbeeld?’
‘Maar Hermien, die man is een gevaar voor de samenleving. Hij is tegen de kerk en tegen het kapitaal. Hij is zelfs tegen een glaasje port op zijn tijd, nou ja zeg! Maar het ergst vind ik dat hij geen goed woord over heeft voor het koninklijk huis en voor het koninklijke leger. Wie aan de Oranjes komt of aan hun huzaren, die komt aan mij.’
De ritmeester voelde aan zijn slaap. Daar klopte een opgezwollen ader. Hij schudde zijn hoofd in een poging de gedachten aan het socialisme van zich af te laten glijden en richtte zich weer tot zijn dochter.’
‘Mieke, wees niet zo blind.’

Inmiddels was Karel zijn rokertjes weer de baas, ze lagen nu keurig in het gelid in het kistje, zoals zijn huzaren altijd uitgelijnd hadden gestaan op de paradeplaats. Hij bedaarde enigszins, ging weer zitten en mopperde: ‘Trouwen, hmpf. Op tournee naar God-mag-weten-waar, ha! Maar waar hebben we het eigenlijk over? Je bent pas zeventien. Zonder mijn toestemming wordt er niet getrouwd en nog minder gereisd. Ben je nou helemaal!’
Mieke voelde haar handpalmen branden onder de druk van haar nagels. Het kon haar niets schelen. Ze kneep haar handen nog meer samen. Haar stem sloeg onmelodieus over. ‘Dat is alleen maar omdat ik een meisje ben! Maar u houdt me niet tegen, ik ga zonder uw toestemming! Al moet ik zwerven en onder bruggen slapen, al moet ik…’
Schaterlachend liet Karel zich in zijn stoel onderuit zakken. ‘Zwerven? Onder bruggen slapen? Wat weet jij nou van de wereld? Ik heb in het leger gezien hoe de luizen langs de wanden van een slaapzaal kruipen. Ik weet wat het is om dagenlang te moeten doen met een paar korsten brood. Maar jij, onnozel en verwend kind dat je bent, jij hebt nooit pijn in je maag gehad van de honger. Jij hebt je kleren niet voelen plakken aan je lijf. Nee, de meid heeft altijd je jurken gewassen en ze keurig voor je in kasten gehangen. Er zijn geen kledingkasten onder bruggen, er is daar geen afternoon tea en er zijn geen zilveren lepeltjes.’ Karels buik schudde. ‘Ha, onder bruggen, hou me vast!’
Mieke staarde verbijsterd naar haar vrolijk hikkende vader. Ze wilde nog van alles roepen om die grijns van zijn gezicht te krijgen, maar in haar ziel stak een loeiende wind op, een storm van drift die haar schrille stem deed verwaaien. Ze kreeg een waas voor haar ogen, met een paar stappen stond ze weer naast het bijzettafeltje, pakte de tafelbel en smeet die met kracht naar haar vader. Het rinkelende zilver raakte hem vol in het gezicht.
Moeder gilde. Mieke gilde ook, want zo was haar worp niet bedoeld. Ze had zomaar gegooid, in de richting van oordelende klanken.
Karel maakte geen geluid. Zijn met bloed bespatte gezicht zag grauw. Hij bracht zijn handen naar zijn borst en greep klauwend in zijn vest. Mieke rende naar hem toe, maar kon niet voorkomen dat haar vader uit zijn stoel gleed en langs de tafel begon weg te zakken.
‘Papa!’ stamelde Mieke toen ze naast Karel op het parket neerknielde. ‘Papa, het spijt me. Ik bedoelde, ik wilde niet…’ De wind was weg, de waas was weg, alleen de paniek bleef.
Karel draaide zich met moeite op zijn rug. Hij tilde zijn arm op en legde zijn hand op de schouder van zijn dochter. Zijn waterige ogen keken in de hare.
Mieke boog zich dieper over hem heen. Ze rook de sigarenlucht in zijn adem en ook nog een vleugje van de rode port die hij die middag had gedronken. Haar tranen waren er weer, maar niet langer om hem te betoveren met haar onschuld.
Uit Karels borst reutelde een zucht. Hij haalde nog een keer diep adem en bracht toen goed verstaanbaar uit: ‘Mieke, je bent mijn alles, maar noblesse oblige. Als je gaat, onterf ik je. Je begrijpt, de familie…’
‘Mijn God!’ Moeder Hermina, die aarzelend dichterbij was gekomen, zocht steun tegen de tafel en wrong haar handen. ‘Mijn God, Karel! Oh mensen toch, dat krijg je ervan.’

 

De pendule op de schoorsteenmantel had dertig minuten weggetikt. De stilte in de salon verwachtte een gongslag. Een huurrijtuig draaide ratelend het Prinsenbolwerk op en stopte voor het huis. Het geluid van de schel bij de voordeur trok scheuren in de lethargie die moeder en dochter had omweven.
Mieke hief haar hoofd op. Ze leek verward. Beurtelings keek ze naar haar moeder, die op de chaise longue was neergeploft en naar het lichaam van vader – dat nog steeds achter de tafel op de grond lag. En dan weer vloog haar blik naar de deur. Toen herstelde ze zich, sprong op en rende de salon uit.
Hermina hoorde haar dochter in de gang bij de buitendeur, praten met iemand. Zo te horen een man met een sonore stem. Daarna was het een tijd stil. De kersverse weduwe wilde er aandacht aan schenken, maar ze zakte weg in gedachteloze dofheid.
Na een kwartier kwam Mieke de kamer binnen met in beide handen een valies. Ze zette de reistassen neer en keek naar haar moeder die ongracieus onderuitgezakt zat. Er gleed een koude glans over het grijs van haar ogen, even maar, toen keek ze weer neutraal.
Hermina staarde haar dochter aan en stond op. Staan had haar nog nooit zoveel moeite gekost. Met onzekere passen liep ze naar haar dochter. ‘Zeg eens, Mieke, wat betekent dit? Je gaat toch geen domme dingen doen, hè?’
Mieke blikte even opzij naar de plek waar haar vader lag. Toen keek ze Hermina recht in de ogen en antwoordde op vlakke toon: ‘Bedoelt u Domela Nieuwenhuis-domme dingen of Aletta Jacobs-domme dingen? Ach, geef daar ook maar geen antwoord op.’ Ze duwde haar moeder voorzichtig terug naar de chaise longue en kuste haar op het voorhoofd. ‘Gaat u maar weer zitten. Hendrik staat bij de poort.’ Ze bukte zich, nam de valiezen van de grond en liep naar de deur. Daar draaide ze zich om en glimlachte vreugdeloos: ‘Adieu, mama.’

 

Volg Historische Verhalen op FacebookTwitter en Instagramof schrijf je in voor de nieuwsbrief.