Zoete zonde – door Debby Willems

Parijs, april 1738

Madame Bunon had de koetsier gevraagd te stoppen bij Le Procope. Vanuit het voertuig gluurde ze het Parijse koffiehuis binnen, waar de gasten genoten van de meest luxe producten uit verre streken. Op iedere tafel van het café prijkte wel Bataafse koffie, Chinese thee, tabak uit Saint-Domingue of een van de vele zoetigheden waar het koffiehuis om bekend stond.

Uiteraard was Le Procope geen plaats voor een dame, dus de koffie voor madame Bunon was op een zilveren schaal naar de koets gebracht. Ze liet haar vingers even over het porselein glijden voordat ze het kopje van de schotel tilde.

Een jong stel passeerde het voertuig: de vrouw liep aan de arm van de heer, welke haar iets toefluisterde dat haar aan het giechelen bracht. Madame wendde haar ogen af en de rand van haar hoed wierp een schaduw over haar gezicht. Een bittere smaak ontstond in haar mond.

Ze herinnerde zich nog levendig dat vader op haar dertiende verjaardag mededeelde dat ze monsieur Bunon zou trouwen. Ze wist dat hij uit een goede familie kwam omdat ze hem wel eens in vaders werkkamer had gezien, maar zonder introductie zou ze hem niet eens meer herkend hebben na al die jaren. Hij bleek gelukkig minder oud dan ze had gedacht en zijn warme glimlach stelde haar direct gerust. Op dat moment durfde ze nog te hopen op een mooie toekomst, maar van dat gevoel was inmiddels slechts een wrange herinnering over.

Monsieur Bunon was tegenwoordig betrokken bij diverse onderzoeken in La Salpêtrière en daarom veel van huis. Ze vond het geen prettig idee dat hij in het Parijse ziekenhuis in aanraking kwam met vrouwen uit de laagste kringen; veel van hen waren immers prostituees of geesteszieken – en vaak sloot het een daarbij het ander niet uit. Madames argwaan groeide, gevoed door het knagende gevoel dat die vrouwen haar man wellicht konden bieden wat hij bij haar leek te missen.

Monsieur had haar er echter van verzekerd dat zijn interesse in die vrouwen puur uit medisch oogpunt was: hij moest er niet aan denken om hen vaker aan te raken dan nodig was. Ze wist dat hij de waarheid sprak, want altijd als hij loog trok het adertje bij zijn linkeroog enkele malen achtereen samen, en plots voelde ze zich dwazer dan ooit.

Madame mocht het haar man natuurlijk niet verwijten dat ze hem zo weinig zag, dus dat deed ze ook niet. Ze moest bekennen dat er af en toe wel eens een zondige gedachte door haar hoofd spookte. Zo fantaseerde ze er wel eens over om een andere man haar het hof te laten maken, al was het maar om de jaloezie van haar man aan te wakkeren. Andere keren hoopte ze dat het ziekenhuis zou afbranden zodat monsieur Bunon wel bij haar zou moeten blijven. Gelukkig werden haar die gedachten gemakkelijk vergeven dankzij enkele weesgegroetjes na de biecht.

Uiteraard was madame Bunon een goede vrouw, ze deed er alles aan om het haar man zo aangenaam mogelijk te maken. Ze zag erop toe dat het huispersoneel hun taken goed volbracht, zodat hij thuis kwam in een schoon huis, met het avondmaal klaar om geserveerd te worden. Daarna bracht ze monsieur altijd hoogstpersoonlijk zijn tabak en gaf hem de gebruikelijke kus op zijn wang voordat ze hem zijn cognac inschonk voor het slapengaan. Iedere dag deed ze weer de nodige moeite om zichzelf op te dossen: ze droeg de mooiste jurken, de prachtigste hoeden en ze besprenkelde zichzelf vlak voor monsieurs thuiskomst met parfum, zodat ze hem kon verwelkomen in een wolk van rozen, jasmijn en sinaasappelbloesem. Toch leek dit alles niet te baten.

Vrij aan het begin van hun huwelijk, zo’n elf jaar geleden, schonk hij haar een dochter, maar naarmate de jaren verstreken, raakte hij haar in bed steeds minder vaak aan. Zo heel sporadisch, vaak na het nuttigen van genoeg wijn, vond hij nog wel eens de motivatie om een poging te wagen tot het verwekken van een zoon. Zonder resultaat, welteverstaan. Madame moest haar pleziertjes daarom uit andere dingen halen, dus steeds vaker liet ze zich naar Le Procope brengen om te genieten van de luxeproducten. De koffie kon haar de eerste malen niet helemaal bekoren, maar ze leerde de bittere nasmaak steeds meer te waarderen.

Eigenlijk hield ze meer van zoet, maar haar man had haar laatst afgeraden om nog veel suiker te nuttigen. Die obsessie was begonnen sinds hij van gedachte wisselde met een andere geneeskundige, ene Pierre Fauchard. Zijn werk was zo inspirerend, jubelde haar man tot vervelens aan toe.

Enkele dagen geleden had monsieur Bunon deze collega uitgenodigd om bij hen te komen dineren. Monsieur Fauchard was een twintigtal jaren ouder dan haar man, maar het bleek een zeer aantrekkelijke verschijning.

‘Wat een prachtige hoed draagt u, madame,’ zei monsieur Fauchard bij hun ontmoeting, en kuste haar hand. De snelle blik op haar decolleté ontging haar niet en een vreemd gevoel trok door haar lichaam. In gedachten werd ze door monsieur Fauchard naar de slaapkamer gedragen. Ze kreeg een blos op haar wangen. Hun gast was getrouwd. En zijzelf ook, natuurlijk. Ze sloeg haar ogen neer en nam zich voor deze gedachte zondag in de biecht op te nemen.

‘U bent een ware charmeur,’ zei ze. Ze giechelde kort. Vanuit haar ooghoeken gluurde ze even naar haar man, in de hoop ook maar een sprankje jaloezie uit zijn lichaamstaal af te kunnen lezen. Helaas: hij vertrok nog geen spier.

 

Haar man had die ochtend hoogstpersoonlijk de fazant geschoten die nu werd geserveerd. Vol trots vertelde monsieur Bunon hun gast over de jacht. Dat hij maar eens zoveel indruk op haar probeerde te maken, verzuchtte madame zich in gedachten. Haar ogen gleden af naar hun gast. Haar eigen man had altijd een uitermate verfijnde motoriek, bijna damesachtig, dus de masculiene manier waarop monsieur Fauchard het glas naar zijn mond bracht en de wijn bijna naar binnen leek te gieten, vond ze ronduit verfrissend om te zien.

Joséphine, hun dochter, verscheen tijdens het diner in de deuropening. Ze had al enkele dagen met flink wat laudanum in bed doorgebracht, het kind keek immers scheel van de pijn. Toch had monsieur Bunon een dienstmeid opgedragen om Joséphine te kleden, zodat zij alsnog aan tafel zou kunnen verschijnen.

‘Excuses voor mijn verlate aanwezigheid,’ zei Joséphine, haar ogen op de grond gericht. De excuses leken eerder gericht aan haar vader dan aan de gast.

‘Ze klaagde over pijn in haar mond,’ zei monsieur Bunon. Zijn woorden leken vrij opgewekt voor een vader wiens dochter pijn leed.  ‘Bijzonder spijtig, dat dit net tijdens uw bezoek zo is,’ voegde hij toe. Het spiertje bij zijn linkeroog trok enkele malen samen.
Monsieur Fauchard stond op. Vervolgens gebeurde er iets waardoor madame Bunon zich bijna verslikte in een hap fazant: de man trok Joséphines lippen zonder enige aankondiging uit elkaar, duwde zijn vingers tussen haar tanden en keek in haar mond alsof hij een paard inspecteerde.

‘Wat heeft dit te betekenen?’ zei madame met een stem zo schril dat ze deze amper als de hare herkende. ‘Haal onmiddellijk uw hand uit de mond van mijn dochter.’ Haar man gaf haar een giftige blik en bood hun gast direct excuses aan – in haar naam, welteverstaan.

‘Monsieur Fauchard specialiseert zich in tandheelkunde,’ zei hij zachtjes, en legde zijn hand op haar arm om haar te bedaren. Blijkbaar was dit ervoor nodig om ooit nog door haar man aangeraakt te worden, bedacht ze zich met opgetrokken wenkbrauwen. Maar – zoals het een dame betaamt – slikte ze haar ongenoegen weg en wrong haar mondhoeken omhoog tot een vriendelijke glimlach. Ze hoopte in ieder geval dat het vriendelijk oogde, want ze had het vermoeden dat haar grijns eerder leek op die van een valse hond.

‘Mijn excuses, monsieur,’ zei ze zacht. Ze haalde diep adem en probeerde de aandacht af te leiden van haar ongepaste reactie. ‘Denkt u dat het een tandworm is, die haar zoveel pijn bezorgt?’

Monsieur Fauchard gniffelde kort en inspecteerde Joséphines mond verder. ‘Een tandworm is het zeer zeker niet. Ik neem aan dat u mijn boek niet gelezen heeft – vanzelfsprekend is dat ook geen materiaal voor een dame – maar dan zou u geweten hebben dat tandwormen niet bestaan. Maar maak u geen zorgen, madame. Laat uw dochter morgen maar naar mijn chateau brengen, dan zal ik haar daar behandelen.’

‘Dat zou geweldig zijn,’ zei monsieur Bunon, en bracht beide handen naar zijn mond. ‘Mijn bloedeigen dochter, in de handen van een vooruitstrevend arts. Het is een eer, een grote eer!’

De rest van het diner verliep als gepland, maar op de een of andere manier kon madame Bunon er niet langer van genieten. Ze ergerde zich eraan hoe haar man hun gast ophemelde, ze vond het vreselijk hoe hij met dat verfijnde handgebaar van hem de dienstmeid telkens weer gebaarde de wijn bij te vullen, en hetgeen de haren in haar nek helemaal overeind liet staan was de manier waarop hij lachte – giechelde, bijna – om de niet eens zo amusante anekdotes van monsieur Fauchard.

Nadat hun gast was vertrokken, ging monsieur Bunon tot madames grote verrassing gelijktijdig met haar naar bed. En moe, dat was hij niet, merkte ze tot haar genoegen. Al haar eerdere ergernissen verdwenen als sneeuw voor de zon.

Madame schudde de herinneringen van zich af en zette het lege koffiekopje terug op de schotel. Ze keek naar de zilveren schaal, vanwaar haar eigen vervormde reflectie terug staarde, en bedacht zich met een zucht dat het tijd werd om naar huis te gaan.

 

Enkele weken later stond de koets weer voor Le Procope. Madame Bunon had haar dochter gevraagd om haar naar het café te vergezellen. Ze moest bekennen dat Joséphine vrij snel was opgeknapt na het bezoek aan monsieur Fauchard.

Haar man had erop gestaan dat ze Joséphine hoogstpersoonlijk zouden vergezellen naar het chateau van monsieur Fauchard. Terwijl de koets werd voorgereden, wipte monsieur van de ene been op de andere als een kind vlak voor een uitje naar een menagerie. Madames ogen gleden over zijn zondagse pak en een walm parfum drong haar neus binnen.

‘Het is een grote eer om zijn behandelmethode te mogen observeren,’ zei haar man plots, alsof hij de drang voelde om zich te verantwoorden. Het bleek inderdaad een bijzondere methode, moest madame bekennen. Monsieur Fauchard trok de kies niet, maar vulde deze met ivoor. Vervolgens spande hij een gouden draad over Joséphines tanden, zodat deze haar gebit recht zou trekken. Een bandelette, noemde hij deze uitermate prijzige uitvinding. Madame had zo haar twijfels, maar haar man slikte alles als zoete koek.

Ze waren altijd welkom in zijn chateau, had monsieur Fauchard gezegd. Hij zou hen graag behandelen. Madame zag dat er toen een blos op de wangen van haar man verscheen. Die avond was hij weer gelijktijdig met haar naar de slaapkamer gegaan, en madame besefte inmiddels dat dit haar niet eens meer had verrast.

De wind deed het uithangbord van Le Procope wiegen en enkele wolken trokken weg, waardoor een streep zonlicht het voertuig binnen scheen. Joséphine glimlachte breed. De spiegeling van het goud in haar mond deed madame Bunon de ogen kort samenknijpen.

Monsieur Fauchard beweerde dat het zoetigheden waren, die de tanden deden rotten. Uiteraard twijfelde ze niet aan zijn woorden. Hij was immers een heer, zij slechts een dame. De behandelingen boekten daarnaast uitermate bevredigende resultaten, had ze ervaren. Wellicht, als ze nog vaak naar het chateau gingen, leverde het haar man en haar nog wel eens een zoon op.

Madame had in plaats van haar gebruikelijke koffie ditmaal een kan warme chocolade besteld. Het was een vloeibaar mengsel van cacao en suiker – veel suiker. De zoete geur drong haar neus binnen terwijl ze dikke vloeistof in de kopjes schonk. Ondertussen liet Joséphine de ogen gretig over de schaal glijden, waarvandaan de gesuikerde amandelen naar haar lonkten.

‘Eet maar, lieverd,’ zei madame Bunon met een glimlach. ‘Eet maar, zoveel je wilt.’

Volg Historische Verhalen op FacebookTwitter en Instagramof schrijf je in voor de nieuwsbrief.